Hfst 3 Vol spanning 3. herhaling persoonsvorm en werkwoordelijk gezegde

Welkom! 
Pak je spullen Nederlands
(je boek en je laptop) 
Log alvast in. 
En ga naar Malmberg.

1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom! 
Pak je spullen Nederlands
(je boek en je laptop) 
Log alvast in. 
En ga naar Malmberg.

Slide 1 - Slide

Lesopbouw:
Absentie
Hfst overzicht
Herhaling vorige les
Doel en uitleg deze les
Maken en bespreken opdrachten
Afsluiting

Slide 2 - Slide

Hfst overzicht: Vol Spanning
Les 6: Spreken, kijken en luisteren (SO periode 2 is luisteropdr)
Les 1: Fictie
Les 2: Gedicht
Les 4: Schrijven en formuleren
Les 9 Media en onderzoek
Les 3: Lezen
Les 5: Woorden
Les 7: Grammatica
Les 8: Spelling:  Daarna Toets Thema 3 jan/feb

Slide 3 - Slide

Doel deze les: Pv en ww gez
Ik weet hoe ik in een zin de pv en ww. gez. aan kan wijzen. 

Slide 4 - Slide

Doel: persoonsvorm
Ik weet hoe ik de persoonsvorm in een zin kan vinden. 

Slide 5 - Slide

Wat is de beste manier om de persoonsvorm te vinden?
A
Door de zin in een vraagzin te zetten.
B
Door de zin in een andere tijd te zetten.

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de onderstaande zin:
Ik heb de persoonsvorm gevonden.
A
ik
B
heb
C
de persoonsvorm
D
gevonden

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de onderstaande zin:
Mijn man is aan het klussen.
A
Mijn man
B
is
C
aan
D
het klussen

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de onderstaande zin:
Liep hij tegen een boom?
A
liep
B
hij
C
tegen
D
een boom

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de onderstaande zin:
Tristan en Lize zitten op de bank te lezen.
A
Tristan en Lize
B
op de bank
C
zitten
D
te lezen

Slide 10 - Quiz

Doel: werkwoordelijk gezegde
Ik weet hoe ik het werkwoordelijk gezegde in een zin kan vinden. 

Slide 11 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
hetzelfde als de persoonsvorm
B
alle werkwoorden in de zin
C
personen, dieren, steden

Slide 12 - Quiz

Wat is in de onderstaande zin het werkwoordelijk gezegde:
Tristan en Lize hebben buiten gespeeld.
A
Tristan en Lize
B
hebben
C
hebben gespeeld
D
buiten

Slide 13 - Quiz

Wat is in de onderstaande zin het werkwoordelijk gezegde:
De lamp staat op de grond.
A
De lamp
B
staat
C
op de grond

Slide 14 - Quiz

Wat is in de onderstaande zin het werkwoordelijk gezegde:
Zwom ik in het zwembad?
A
Zwom
B
ik
C
in het zwembad

Slide 15 - Quiz

Wat is de pv en het ww gez:
Schrijf ze onder elkaar:
De tuin staat er mooi bij.

Slide 16 - Open question

Wat is de pv en het ww gez:
Schrijf ze onder elkaar:
De kinderen hebben gezwommen.

Slide 17 - Open question

Wat is de pv en het ww gez:
Schrijf ze onder elkaar:
Ferdinand is aan het opruimen.

Slide 18 - Open question

Dicteewoorden
aangeven
de angst
het avontuur
bereiken

de uitdaging
ontvangen
onvoorspelbaar
spannend

Slide 19 - Slide

Dicteewoorden


Luister goed en schrijf op!

Slide 20 - Slide

Heb je hem goed geschreven?
aangeven

Slide 21 - Slide

Heb je hem goed geschreven?
de angst

Slide 22 - Slide

Heb je hem goed geschreven?
het avontuur

Slide 23 - Slide

Heb je hem goed geschreven?
bereiken

Slide 24 - Slide

Heb je hem goed geschreven?
ontvangen

Slide 25 - Slide

Heb je hem goed geschreven?
onvoorspelbaar

Slide 26 - Slide

Heb je hem goed geschreven?
spannend

Slide 27 - Slide

Heb je hem goed geschreven?
de uitdaging

Slide 28 - Slide

Afsluiting van de les. 
Doel van de les: Herhaling van vorige doelen

Slide 29 - Slide

Hoe vind jij dat jij gewerkt hebt?

Slide 30 - Open question

Bedankt voor jullie aandacht!
We hebben vandaag veel herhaald. 

Slide 31 - Slide