Les H3.1 Mavo 4

Les H3.1 Mavo 4
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Les H3.1 Mavo 4

Slide 1 - Slide

Om te produceren zijn productiefactoren nodig. Welke productiefactoren zijn er?
A
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Omzet
B
Kennis, Arbeid, Natuur en Omzet
C
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
D
Kennis, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap

Slide 2 - Quiz

Machines vallen onder de productiefactor...
A
Arbeid
B
Natuur
C
Kapitaal
D
Alle 3 de antwoorden zijn goed

Slide 3 - Quiz

Hoe noem je de extra waarde die ontstaat doordat een bedrijf een product bewerkt?
A
Toegevoegde waarde
B
Variabele kosten
C
Productiefactor
D
Vaste waarde

Slide 4 - Quiz

Bij wederuitvoer is de toegevoegde waarde kleiner dan wanneer een product in eigen land wordt gemaakt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Waar staat de afkorting btw voor?
A
Belasting toenemende waarde
B
Belasting toegevoegde waarde
C
Belasting toegevoegde winkel
D
Belasting tegen waarde

Slide 6 - Quiz

Kosten die afhangen van de productie noemen we...
A
Vaste kosten
B
Variabele kosten

Slide 7 - Quiz

Als de verkoop daalt, welke kosten nemen dan niet af?
A
vaste kosten
B
variabele kosten
C
beide
D
geen

Slide 8 - Quiz

Als de verkoop stijgt, welke kosten nemen dan toe?
A
vaste kosten
B
variabele kosten
C
beide
D
geen

Slide 9 - Quiz

Welke kosten veranderen als je meer of minder gaat produceren?
A
Vaste kosten
B
Variabele kosten

Slide 10 - Quiz

Een bandenfabrikant maakt per jaar 625.000 fietsbanden. De vaste kosten zijn € 2,5 miljoen en de variabele kosten € 1 miljoen.

Bereken de kostprijs per fietsband.
A
€2,40
B
€0,18
C
€0,21
D
€5,60

Slide 11 - Quiz

Verkade heeft 250.000 chocoladerepen gemaakt. De totale vaste kosten bedragen € 120.000.
De variabele kosten zijn 0,20 per reep.
Wat is de kostprijs per product?
A
0,48
B
€ 2,08
C
€ 0,68
D
1,08

Slide 12 - Quiz