H1 Organen en cellen

Herhaling H1
H1 Organen en cellen
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling H1
H1 Organen en cellen

Slide 1 - Slide

4 groepen
Alle organismen zijn verdeeld in 
groepen: 
• dieren
• planten
• schimmels
• bacteriën

Planten
Dieren
Schimmels
Bacteriën

Slide 2 - Slide

Deze 4 groepen worden ingedeeld vanwege hun celkenmerken: 
  • celkern
  • celwand
  • bladgroenkorrels.

Slide 3 - Slide

De 4 rijken en hun cellen met de celkenmerken
planten
dieren
schimmels
bacteriën
celkern
celwand
bladgroenkorrels
celkern





celkern
celwand
celwand



1
2
extra
cytoplasma = celplasma = een stroperige (cel)vloeistof
2
extra
grote vacuole =  vochtblaasje
1
3
extra
celmembraan, Heel dun elastisch vliesje, bepaalde stoffen kunnen hier doorheen.
3
de grijze 'rand'

Slide 4 - Slide

Dierlijke  cel 

Cytoplasma: water + opgeloste stoffen. Is het grootste gedeelte van de cel. 
Celmembraan: dun vliesje om de cel heen. 
Celkern: Regelt alles wat in de cel gebeurt
Kernmembraan: dun vliesje om de kern heen

Celmembraan
Celkern
Cytoplasma
Kernmembraan

Slide 5 - Slide

De plantaardige cel
Net als de dierlijke cel heeft deze ook :
Celmembraan
Cytoplasma
Celkern
Kernmembraan. 
Maar het heeft ook: 
Celwand
Vacuole
Korrels

Slide 6 - Slide

Korrels
In het cytoplasma van planten kunnen korrels zitten. Er zijn 3 verschillende type korrels:
  • bladgroenkorrels
  • kleurstofkorrels
  • zetmeelkorrels

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Cellen

Een cel is heel erg klein. Je kunt ze met een microscoop zien. De cellen zijn de bouwstenen van je organen.

Door een microscoop kun je cellen bekijken. Ze lijken plat maar dat zijn ze in werkelijkheid niet. Er zijn verschillenden vormen, het lijken net zakje die gevuld zijn met water. 



Slide 9 - Slide

Weefsels
Een weefsel wordt gevormd door meerdere cellen bij elkaar (meestal met dezelfde vorm en functie). Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels. 


Slide 10 - Slide

Tussencelstof
Tussen cellen ligt tussencelstof deze kan hard zijn (zoals bij bot) tot vloeibaar (zoals bij bloed). En alles er tussen in, bij kraakbeen is het bv. elastisch. 
Welk type tussencelstof is afhankelijk van de functie van het weefsel. 

Slide 11 - Slide

Orgaan
Een orgaan is een deel van een organisme met een eigen taak. 
Bijvoorbeeld:

Slide 12 - Slide

Organen
Tekst
Hersenen
1
Hart
2
Maag
3
Nieren
4
Blaas
5
Darmen
6
Lever
7
Longen
8
Schildklier
9

Slide 13 - Slide

Orgaanstelsel
Een groep organen die samenwerken aan een taak, heet een orgaanstelsel. 
  •  het verteringsstelsel
  •  het bloedvatenstelsel
  •  het ademhalingsstelsel
  • het zenuwstelsel
  • het bottenstelsel 
  • het spierstelsel enz. 

Slide 14 - Slide

Orgaanstelsel
Organen werken vaak samen. Bijvoorbeeld om je eten te verteren heb je een maag, een dunne darm, een dikke darm, en ook een lever. Deze werken allemaal samen.

Mond
Slokdarm
Lever
Maag
Alvleesklier
Dunne darm
     Dikke darm

Slide 15 - Slide

Genen en chromosomen
Hoe zat dat ook alweer?
  • Bijna alle cellen in je lichaam hebben een celkern.
  • In deze celkern zit het DNA stevig opgerold in chromosomen. De mens heeft 46 chromosomen in 23 paren.
  • Een klein stukje chromosoom dat codeert voor een eigenschap (bv. blauwe ogen of bruin haar of witte veren) is een gen.
  • Elk gen is dubbel, omdat elk chromosoom dubbel (een paar) is. Een gen krijg je van je vader en een van je moeder. 

Slide 16 - Slide

Chromosomen
  • Je lichaam bestaat uit lichaamscellen
  • In elk van je lichaamscellen zit een celkern 
  • In de celkern zitten lange dunne draden: Chromosomen

Slide 17 - Slide

DNA
  • Chromosomen bestaan vooral uit DNA en ook eiwitten.
  • DNA is de blauwdruk voor je uiterlijk: het bevat de informatie voor je erfelijke eigenschappen. 
  • Een DNA molecuul is een lange, opgerolde sliert gewikkeld om eiwitten heen. 

Slide 18 - Slide

Chromosomen
Chromosomen zijn alleen zichtbaar in de celkern (met een microscoop) als de cel zich gaat delen. 

Slide 19 - Slide

Chromosomen
  • Als we de wirwar uit elkaar halen, houden we 46 chromosomen over
  • twee aan twee zijn ze gelijk:
  • Er zijn dus 23 paren (23x2)

Slide 20 - Slide

Paren
Hiernaast zie je de chromosomen uit één lichaamscel van een man. Een cel van een mens bevat 46 chromosomen. Die chromosomen komen voor in paren. Een mens heeft 23 paren chromosomen in een celkern. Dit geldt voor alle lichaamscellen.
De twee chromosomen van een paar zijn aan elkaar gelijk. Ze bevatten ook de informatie voor dezelfde erfelijke eigenschappen.


Lichaamscellen zijn alle cellen in je lichaam behalve de geslachtscellen. 
Geslachtcellen zijn: eicellen (vrouw) en zaadcellen (man). 
Dus alle cellen behalve de eicellen en zaadcellen hebben 46 chromosomen!

Slide 21 - Slide

Celdeling
Al je lichaamscellen zijn ontstaan uit één enkele, bevruchte eicel. Door celdeling ontstaan nieuwe cellen uit de bevruchte eicel. Bij elke celdeling worden de chromosomen gekopieerd. Elke dochtercel krijgt een complete set chromosomen. Daardoor bevat elke celkern van elke lichaamscel dezelfde erfelijke informatie. Deze informatie erf je van je ouders (de helft van je moeder, de helft van je vader).

Slide 22 - Slide

Celdeling- Mitose
  • "Normale" cellen delen zich door mitose. 
  • De cel verdubbelt het DNA (tijdelijk zijn er 92 chromosomen) en deelt zich in 2.
  • Er ontstaan 2 identieke dochtercellen met 46 chromosomen (23 paar)

Slide 23 - Slide

Celdeling
De nieuwe cellen vormen zich in lichaamscellen op dezelfde manier:
1) Kerndeling: de kern deelt zich in 2
2) Celdeling: Het cytoplasma deelt zich in 2, er zijn nu 2 cellen
3) Plasmagroei. Elke nieuwe cel vormt meer cytoplasma.
Na de celdeling zijn uit de moedercel twee dochtercellen ontstaan. 

Slide 24 - Slide

Mitose
Mitose is een andere naam voor de gewone celdeling. Deze gebeurt in 6 stappen.
1) Kopiëren van de chromosomen. Elke chromosoom wordt gekopieerd. De twee DNA strengen zitten aan één kant aan elkaar vast
2) Stap 2: Spiraliseren: De DNA strengen rollen zich op tot een spiraal. En worden korter en dikker. Nu kun je ze door de microscoop zien. 
Stap 3, 4 en 5: Kerndeling. De 2 DNA strengen gaan uit elkaar. Het punt waarop ze aan elkaar vast zitten laat los. Elke dochtercel krijgt dus een van de twee DNA strengen.  
Stap 6: Celdeling. Er ontstaan celmembranen tussen de twee nieuwe dochtercellen. Het cytoplasma wordt gescheiden. Er zijn nu 2 nieuwe dochtercellen ontstaan. 

Slide 25 - Slide

Geslachtscellen
Behalve lichaamscellen heb je ook geslachtcellen. Dit zijn de eicellen van de vrouw en de zaadcellen van de man.
De eicel is de grootste cel van het menselijk lichaam. Zaadcellen zijn veel kleiner en hebben een zweepstaart. Eicellen hebben geenstaart. 

Slide 26 - Slide

 In de kernen van geslachtscellen komen de chromosomen niet in paren voor maar enkelvoudig. Een geslachtscel van een mens bevat geen 46 chromosomen, maar de helft daarvan (23).
zaadcel 23 chromosomen
eicel 23 chromosomen

Slide 27 - Slide

Reductiedeling
  • Geslachtcellen hebben 23 chromosomen omdat ze zich op een speciale manier delen.
  • De cellen delen zich zodat elke nieuwe cel een enkele set chromosomen krijgt (dus 23 totaal).
  • Als zaadcel (23 chr.) en eicel (23 chr.) weer bij elkaar komen heeft de bevruchte cel weer 46 chromosomen

Slide 28 - Slide

Meiose
Cel waaruit de geslachtscellen ontstaan. De chromosomen zijn niet te zien. Alle chromosomen zijn in paren aanwezig.
1
Van elke DNA-keten ontstaat een kopie. De DNA-ketens worden korter en dikker. De chromosomen zijn nu zichtbaar
2
Het kernmembraan verdwijnt. De chromosomen gaan in het midden van de cel liggen. De chromosomenparen gaan uit elkaar.
3
De cel deelt: in elke dochtercel zit één chromosoom met twee DNA-ketens.
4
 De twee DNA-ketens van elk chromosoom gaan uit elkaar.
5
Er zijn vier cellen ontstaan. Per cel komt elk chromosoom slechts één keer (enkelvoudig) voor. (De chromosomen zijn nu niet meer te zien, maar voor de duidelijkheid wel getekend.)
6

Slide 29 - Slide

Bevruchting
  • Bevruchting: de kern van de zaadcel vermengt zich met de kern  van de eicel. 
  • Chromosomen komen weer bij elkaar. 
  • 23 van de vader + 23 van de moeder = 46 chromosomen. 
23 chromosomen mama
23 chromosomen papa
46 chromosomen 

Slide 30 - Slide

Geslacht
Bij het 23e chromosomenpaar  staat geen nummer maar ‘XX’ of 'XY'. Dit zijn de geslachtschromosomen.
Bij een vrouw zijn de geslachts - chromosomen gelijk aan elkaar. Een vrouw heeft twee X-chromosomen (XX).
Bij een man zijn de geslachts -chromosomen verschillend. Een man heeft een X- en een Y-chromosoom 


Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide