Eten en drinken

lesdoelen
- Aan het einde van de les kan jij vertellen wat je lekker en niet lekker vindt met eten. 
- Aan het einde van de les heb je geoefend met woorden die te maken hebben met eten en drinken. 
- Je oefent met het schrijven van het meervoud 
- Je oefent met spreken, woordenschat en luisteren
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

lesdoelen
- Aan het einde van de les kan jij vertellen wat je lekker en niet lekker vindt met eten. 
- Aan het einde van de les heb je geoefend met woorden die te maken hebben met eten en drinken. 
- Je oefent met het schrijven van het meervoud 
- Je oefent met spreken, woordenschat en luisteren

Slide 1 - Slide

Welke groente ken je?

Slide 2 - Mind map

Wat voor fruit ken je?

Slide 3 - Mind map

Wat is lekker en ongezond ;)

Slide 4 - Mind map

eten en drinken
Wat vind jij lekker?  (blz. 140)

Ik lust... Ik lust geen...

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Lekker en niet lekker
lekker vinden:             Ik vind ijs lekker. Ik vind groente niet lekker.
houden van:                Hij houdt van chips. Ik houd niet van water.
heerlijk vinden:          Wij vinden muntthee heerlijk.
dol zijn op:                    Zij is dol op soep.
graag eten/drinken: Ik eet graag brood. Ik drink graag koffie.

Luister naar de docent (oefening 14 bladzijde 142).
Maak oefening 15. 

Slide 7 - Slide

Nederlands eten

Slide 8 - Slide

eten

Slide 9 - Slide

les 5

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Ik houd van ijsjes.
Ik bak ook graag taarten.
Ik houd helemaal niet van broccoli 
Ik drink graag een glaasje wijn.
 
Eet jij vaak in een restaurant?
Ik vind het eten in een restaurant lekker.
Ik sta ook graag in de keuken.
Taarten en koekjes bakken vind ik leuk

Ik ga eten kopen voor vandaag.
Ik ga lekker koken.
Ik kook pasta met kip en ananas.
Dan eet ik vanavond erg lekker.

 
Vandaag is het maandag.
We hebben weer les.
De volgende les is op woensdag.
Dan is docent Nicoline er weer.


Slide 13 - Slide

Ik vind een boterham met kaas lekker.
Ik ben dol op ijsjes.
Ik eet ook graag kip met rijst en ananas.
Ik kan lekkere soep koken.


 
Zij houdt niet van thee.
IJs vindt ze wel erg lekker
Ze is dol op taarten
Ze drinkt ook graag koffie.



Ik wil graag een paprika kopen
Twee paprika’s kosten één euro.
Dat is goedkoop. Dan wil ik er wel twee.
Ik wil een rode en een gele.



 
Gisteren heb ik veel eten gekookt.
Vandaag eet ik lekkere soep.
Morgen ga ik pasta eten met kip.
Overmorgen is het eten weer op.




Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide