Week 36 Ne 4B/K H2 Lezen: signaalwoorden en verbanden

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

SIGNAALWOORDEN

Aan een

signaalwoord

zie je met

welk tekstverband

je te maken hebt.

Slide 1 - Slide

Week 39    Tekstverbanden en Signaalwoorden


Meest voorkomende signaalwoorden en verbanden


Mevrouw Ori

Slide 2 - Slide

Waarom maakt een schrijver gebruik van tekstverbanden?

Slide 3 - Mind map

Wat is een signaalwoord?
• Verbindingswoorden
•Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en alinea’s

Slide 4 - Slide

Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 5 - Slide

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 6 - Slide

Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)

Slide 7 - Slide

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 8 - Slide

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van

Slide 9 - Slide


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Slide 10 - Slide

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 11 - Slide

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Slide 12 - Slide

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Slide 13 - Slide

Van welke soort woorden maakt een schrijver gebruik om aan te kondigen dat er een tekstverband komt?
A
stopwoorden
B
signaalwoorden
C
verkeerswoorden
D
kernwoorden

Slide 14 - Quiz

Naar school neem ik meerdere dingen mee, zoals: schoolpas, pennen en schriften.

Zoals is het signaalwoord voor ...
A
Opsomming
B
Voorbeeld

Slide 15 - Quiz

Eerst ga ik straks naar huis.

Eerst is het signaalwoord voor ...
A
Mening
B
Voorbeeld
C
Opsomming
D
Tijdsvolgorde (chronologie)

Slide 16 - Quiz

Toen ik op school kwam, bleek het eerste lesuur uit te vallen.

Toen is het signaalwoord voor ....
A
Mening
B
Tijdsvolgorde (chronologie)
C
Opsomming
D
Voorbeeld

Slide 17 - Quiz

Ook het tweede lesuur had ik best kunnen missen.

Ook is een signaalwoord voor een .....
A
Opsomming
B
Mening
C
Voorbeeld
D
Tijdsvolgorde (chronologie)

Slide 18 - Quiz

Ik vind, volgens mij en mijns inziens zijn signaalwoorden voor een ....
A
Voorbeeld
B
Conclusie
C
Mening
D
Opsomming

Slide 19 - Quiz

Denk aan, zo en zoals zijn signaalwoorden voor een.......
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Conclusie
D
Tegenstelling

Slide 20 - Quiz

Aan welk signaalwoord kun je een opsomming herkennen?

Slide 21 - Open question

Ik ga graag op vakantie naar warme landen, zoals Spanje, Brazilië, Mexico en Curaçao.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming

Slide 22 - Quiz

Veel meiden willen naar het optreden van Pink, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming

Slide 23 - Quiz

 Opdracht 1: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 24 - Slide


 Welke twee signaalwoorden zitten er in zin 2?
A
ze - aan
B
aan - met
C
toen - haal
D
eerst - toen

Slide 25 - Quiz


  Om welk tekstverband gaat het in zin 2?
A
volgorde in tijd
B
opsomming
C
reden
D
conclusie

Slide 26 - Quiz

 Opdracht 2: lees de tekst en beantwoord daarna vragen

Slide 27 - Slide


 Welk rood signaalwoord in de tekst wijst op een tegenstelling?

Slide 28 - Open question

 Opdracht 4

Slide 29 - Slide

Tekstverband = uitleg
Tekstverband = opsomming
Tekstverband = tegenstelling
 
   ook

  bijvoorbeeld

    zo

    maar

Slide 30 - Drag question

 Opdracht 5

Slide 31 - Slide


“Wanneer het volle maan is  
 en de maan het  dichtst bij  
 de aarde staat ...” Van welk  
 tekstverband is hier sprake? 
A
volgorde in tijd
B
tegenstelling
C
oorzaak-gevolg
D
opsomming

Slide 32 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 33 - Slide


Tot de volgend keer!

Slide 34 - Slide