This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
H1 grammatica woordsoorten
Zelfstandig naamwoord en lidwoord
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
- Aan het einde van de les ken je het verschil tussen grammatica zinsdelen en grammatica woordsoorten.
- Aan het einde van de les weet je wat een concreet zelfstandig naamwoord, een abstract zelfstandig naamwoord en een eigennaam is en kun je het vinden in een zin.
- Aan het einde van de les weet je wat een bepaald lidwoord en een onbepaald lidwoord is en kun je het vinden in een zin.
Slide 2 - Slide
Grammatica zinsdelen
Een zin kun je verdelen in zinsdelen: groepjes woorden in de zin die bij elkaar horen. Deze zinsdelen hebben een naam, bijvoorbeeld persoonsvorm of onderwerp.
Slide 3 - Slide
Grammatica woordsoorten
In een zin bepaal je voor ieder woord tot welke woordsoort het behoort, bijvoorbeeld het zelfstandig naamwoord of lidwoord.
Straks volgt er een sleepvraag. Je ziet straks tien woorden staan die je in twee rijtjes kunt verdelen (twee rijtjes van vijf woorden). Bedenk welke woorden bij elkaar horen én waarom. Je krijgt hier vijf minuten de tijd voor.
Slide 7 - Slide
Rijtje 1
Rijtje 2
Vrede
Telefoon
Sneeuw
Docent
Vriendschap
Succes
Leegte
Woede
Boek
Kaars
Slide 8 - Drag question
Concreet zelfstandig naamwoord
Het cnw geeft iets tastbaars aan, iets wat je aan kunt raken: balpen, armband, tafel, vork.
Slide 9 - Slide
Zelfstandig naamwoord
Een zelfstandig naamwoord (znw) is een woord voor een mens, dier, plant, ding of gevoel: neef, bakker, walrus, lelie. Er zijn twee soorten: concreet zelfstandig naamwoorden en abstract zelfstandig naamwoorden.
Slide 10 - Slide
Abstract zelfstandig naamwoord
Het azn geeft iets aan: - wat je niet aan kunt raken: vrede, week, twijfel - wat niet bestaat: Zweinstein, elfje
Slide 11 - Slide
Eigennamen
Een eigennaam is ook een zelfstandig naamwoord: Rob, Hans Smit, Rijn, Arnhem.
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Het plezier
A
concreet zelfstandig naamwoord
B
abstract zelfstandig naamwoord
C
eigennaam
Slide 14 - Quiz
De taal
A
concreet zelfstandig naamwoord
B
abstract zelfstandig naamwoord
C
eigennaam
Slide 15 - Quiz
Nederland
A
concreet zelfstandig naamwoord
B
abstract zelfstandig naamwoord
C
eigennaam
Slide 16 - Quiz
Lidwoord
Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord, maar soms staan er tussen het lidwoord en het zelfstandig naamwoord nog andere woorden. Er zijn twee soorten lidwoorden: een bepaald en een onbepaald lidwoord.
Slide 17 - Slide
Bepaald en onbepaald
De woorden de en het zijn bepaalde lidwoorden. Het woord een is een onbepaald lidwoord.
In het verhaal doodt de ridder eengemene dief.
Slide 18 - Slide
Let op:
Het woord het is geen lidwoord als het niet bij een zelfstandig naamwoord hoort: - Het waait, het is 5 uur.
Het woord een is geen lidwoord als je het uitspreekt als 1: een van hen is bakker.