Stap 1: Leg alle spullen klaar op tafel: boek, schrift, potlood en/of pen en je fictieboek
Stap 2: Log in op LessonUp met eigen naam. Vul de code in (links onderin).
Stap 3: Lezen in leesboek.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom
Stap 1: Leg alle spullen klaar op tafel: boek, schrift, potlood en/of pen en je fictieboek
Stap 2: Log in op LessonUp met eigen naam. Vul de code in (links onderin).
Stap 3: Lezen in leesboek.
Slide 1 - Slide
Vandaag
Vragen over het proefwerk
Herhaling bezittelijk/persoonlijk voornaamwoord
Instructie wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Terugblik
Voorbereiding proefwerk
Vragen proefwerk?
Antwoorden van grammatica (voor de vakantie)
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
Ik kan het verschil benoemen tussen wederkerend en wederkerig voornaamwoord.
Ik kan een voorbeeld noemen bij wederkerend en wederkerig voornaamwoord.
Ik kan in de zin herkennen of het gaat om een persoonlijk voornaamwoord of een wederkerend voornaamwoord.
Slide 4 - Slide
bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord?
Geen idee, jullie kunnen een bioscoopbon geven.
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 5 - Quiz
Bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord? Ga je ook naar 'zijn' feestje?
A
Bezittelijk voornaamwoord
B
Persoonlijk voornaamwoord
Slide 6 - Quiz
bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord?
Oké, dat is dan ons cadeau voor jou.
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 7 - Quiz
bezittelijk of persoonlijk voornaamwoord?
Zullen we dan met z'n drieën naar de film gaan?
A
bezittelijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
Slide 8 - Quiz
Wederkerend voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
voorbeeld
eerste persoon ev.
me
ik schaam me
tweede persoon ev.
je
u
jij schaamt je
derde persoon ev.
zich
u schaamt u (zich)
eerste persoon mv.
ons
wij schamen ons
tweede persoon ev.
je
u
jullie schamen je
u schaamt u (zich)
derde persoon
zich
zij schamen zich
Slide 9 - Slide
Wederkerende voornaamwoorden
Persoonlijk
Wederkerend
ik
me/mij
jij/je
je
hij/zij/het
zich
wij
ons
jullie
je/jullie
zij
zich
Verschil persoonlijk vnw en wederkerend vnw
Slide 10 - Slide
Wederkerende voornaamwoorden
Persoonlijk
Wederkerend
ik
me/mij
jij/je
je
hij/zij/het
zich
wij
ons
jullie
je/jullie
zij
zich
'Ik schaam me.'
Hij verveelt zich.
Slide 11 - Slide
Wederkerig voornaamwoord
(wedig.vnw)
Het wederkerig voornaamwoord lijkt op het wederkerend voornaamwoord, maar het wederkerig voornaamwoord verwijst naar meerdere mensen, voorbeeld woorden:
Elkaar, elkander, mekaar.
Slide 12 - Slide
Wederkerig voornaamwoord
voorbeelden:
- De boksers wilden elkaar niet te veel bezeren.
- Zij vinden elkaar hartstikke leuk.
- Wij moeten met mekaar samenwerken.
Slide 13 - Slide
Even oefenen
Slide 14 - Slide
Schaam je je niet?
A
wederkerend
B
wederkerig
Slide 15 - Quiz
Hij wast zich.
A
wederkerend
B
wederkerig
Slide 16 - Quiz
Zij kunnen niet van elkaar afblijven.
A
wederkerend
B
wederkerig
Slide 17 - Quiz
Het team zorgt goed voor mekaar.
A
wederkerend
B
wederkerig
Slide 18 - Quiz
Ik besef me dat ik weleens een fout maak.
A
wederkerend
B
wederkerig
Slide 19 - Quiz
Versprak jij je tijdens uw toespraak?
A
wederkerend
B
wederkerig
Slide 20 - Quiz
Aan het werk
Wat?
Opdracht 6 t/m 9 (blz.81)
Hoe?
10 minuten ZS
Vragen stellen tijdens rondes lopen
Overige tijd ZF
Nabespreken/vragen
Klaar? Fictieopdracht doornemen & lezen.
timer
1:00
Slide 21 - Slide
Afsluiting les
Schrijf twee voorbeelden op van een wederkerend voornaamwoord en een wederkerig voornaamwoord.