Afsluiten hfdst (2 lessen)

Welkom!

Doel: na de les weet je wat je nog goed moet oefenen
Pak je boek en schriftje

Je hoeft niet in te loggen in lessonup
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!

Doel: na de les weet je wat je nog goed moet oefenen
Pak je boek en schriftje

Je hoeft niet in te loggen in lessonup

Slide 1 - Slide

Planning
Alles voor elkaar?
Leren voor de toets

Slide 2 - Slide

Ik heb alle basisstoffen in mijn aantekeningenschriftje staan (bs 1 tm 5)
JA
NEE

Slide 3 - Poll

Ik heb alle basisstoffen nagekeken
JA
NEE

Slide 4 - Poll

Aan het werk
Mindmap/samenvatting afmaken 
Klaar?
Laten zien
 en mindmap/samenvatting leren of maak alle test jezelf 
of groepje voor extra uitleg 

Slide 5 - Slide

Dit heb ik nodig van de docent om me goed voor te bereiden op de toets

Slide 6 - Open question

Welkom!

Doel: na de les ben ik goed voorbereid op de toets
Pak je laptop

Log in in lessonup

Slide 7 - Slide

Planning
QUIZ

Leren

Slide 8 - Slide

Wat is een organisme?
A
Een organisme is een levend wezen
B
Een organisme is een dood wezen
C
Een organisme is een dode plant
D
Een organisme is een dood dier

Slide 9 - Quiz

Wat zijn organismen?
A
Giraf, houten schutting, bomen, rugzak
B
Giraf, houten schutting, kindjes, bomen
C
Giraf, bomen, meneer, kindjes
D
Giraf, houten schutting, kindjes en meneer

Slide 10 - Quiz

Wat is geen organisme ?
A
Vis
B
Bacterie
C
Plant
D
Steen

Slide 11 - Quiz

Welk levenskenmerk wordt hier vertoond?
A
De kuikens doen aan uitscheiding.
B
De kuikens worden gevoed.
C
De kuikens zingen.

Slide 12 - Quiz

Proeven valt onder het levenskenmerk .......?
A
Uitscheiden
B
Ademen
C
Groeien
D
Reageren op prikkels/waarnemen

Slide 13 - Quiz

Wat is GEEN levenskenmerk
A
Ademhalen
B
Groeien
C
Ouder worden
D
Waarnemen

Slide 14 - Quiz

Welke levenskenmerk zie je hier?
A
Voeden
B
Voortplanten
C
Uitscheiden
D
Bewegen

Slide 15 - Quiz

Wat is GEEN levenskenmerk?
A
Voeden
B
Ademen
C
Praten
D
Uitscheiden

Slide 16 - Quiz

Wat is GEEN levenskenmerk?
A
Ademhalen
B
Slapen
C
Groeien
D
Voortplanten

Slide 17 - Quiz

Wat behoort NIET tot het levenskenmerk stofwisseling
A
Ademhalen
B
Uitscheiden
C
Voeden
D
Bewegen

Slide 18 - Quiz

Welke antwoorden horen bij een levensloop?
A
Begint bij het ontstaan
B
eindigt bij de dood
C
Het gaat over de soort
D
het soort blijft voortbestaan

Slide 19 - Quiz

Een levensloop is ....
A
Van geboorte tot dood
B
Een cyclus die continu door gaat

Slide 20 - Quiz

de levensloop is van een?
A
een soort
B
een individu

Slide 21 - Quiz

Welke bewering is juist over de levensloop en levenscyclus?
A
Een levensloop eindigt met de dood
B
Een levenscyclus geldt voor een individu en een levensloop voor een soort
C
Een levensloop bestaat alleen bij dieren en een levenscyclus ook bij planten

Slide 22 - Quiz

Een groep samenwerkende organen wordt een organenstelsel genoemd.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz


Tot welk organenstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het beenderstelsel.
B
Tot het bloedvatenstelsel.
C
Tot het verteringsstelsel.
D
Tot het zenuwstelsel.

Slide 24 - Quiz

Heeft een kip organen? En heeft een tulp organen?
A
Alleen een kip heeft organen
B
Alleen een tulp heeft organen
C
Een kip en een tulp hebben allebei organen

Slide 25 - Quiz

In de afbeelding is een orgaan van een mens getekend. Tot welk organenstelsel behoort dit orgaan?
A
Tot het ademhalingsstelsel.
B
Tot het bloedvatenstelsel.
C
Tot het spierstelsel.
D
Tot het zenuwstelsel.

Slide 26 - Quiz

een orgaan is een deel van een organenstelsel
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz

Wat is een weefsel?
A
Een groep cellen met een andere functie
B
Een groep organen met dezelfde functie
C
Een groep cellen met dezelfde functie
D
Een groep organen met dezelfde functie

Slide 28 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de organisatie niveaus van klein naar groot?
1. Weefsel
2. Orgaan
3. Cel
4. Organisme
A
4-2-1-3
B
3-1-2-4
C
1-2-3-4
D
3-2-1-4

Slide 29 - Quiz

Onderdelen van cellen doe bij dierlijke cellen voor kunnen komen zijn ....
A
... celkern, celmembraan en celwand
B
.... kern, celwand en cytoplasma
C
kern, celmembraan en cytoplasma
D
celmembraan, celwand en cytoplasma

Slide 30 - Quiz

wat voor cellen zijn dit?
A
plantaardige cellen
B
dierlijke cellen

Slide 31 - Quiz

Dit zijn cellen van een .....
A
bacterie
B
dier
C
plant
D
schimmel

Slide 32 - Quiz

Zijn cellen van mensen dierlijke cellen?
A
ja
B
nee

Slide 33 - Quiz

Als je biologisch onderzoek doet begin je meestal met een ......

Slide 34 - Open question

Als je biologisch onderzoek doet eindig je meestal met een ......

Slide 35 - Open question

Een controlegroep is de groep waarbij de te onderzoeken factor niet wordt gemeten maar de rest van het onderzoek hetzelfde is
A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quiz

Aan het werk
Mindmap/samenvatting leren 
of maak alle test jezelf 
of groepje voor extra uitleg 
of elkaar overhoren aan de grote tafels (zachtjes)

Slide 37 - Slide