This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Vandaag!
Toets bekijken
uitleg 2.1
aan de slag
2e uur
quiz
rekenen
2.1 afmaken
Slide 1 - Slide
TOETS BESPREKEN
tel al je punten op
klopt dit met de docent
toets bespreken
niet goed nakeken? zet uitroepteken bij opgave
Einde van bespreken: docent loopt lang voor !!!!!!!
Slide 2 - Slide
2.1. Pinpas of portemonnee?
Wat heb je nodig?
Leerboek en schrift
Rekenmachine
Laptop
Slide 3 - Slide
Leerdoelen
Na afloop van deze les weet ik ...
In welke twee vormen geld voorkomt.
Hoe je een nieuwe saldo berekent.
Wat het verschil tussen directe en indirecte ruil is.
Slide 4 - Slide
2 soorten geld:
Chartaal = munten en bankbiljetten. Je kunt het vastpakken.
Giraal = geld dat op je bank/betaalrekening staat. Je kunt het niet vastpakken.
Slide 5 - Slide
Directe & Indirecte ruil
Directe Ruil:
Goederen tegen goederen/diensten ruilen
Indirecte Ruil:
Als je geld gebruikt
Slide 6 - Slide
0
Slide 7 - Video
Elektronisch betalen
o
Betalen via internet (tablet of pc) of met je telefoon
Slide 8 - Slide
Saldo = bedrag dat op je bankrekening/account staat
Slide 9 - Slide
Hieronder zie je een deel van een bankafschrift.
Oud saldo = € 500. Wat is het nieuwe saldo?
Slide 10 - Slide
Maakwerk
Maak 2.1. opgaven 1 t/m 12
10 minuten in stilte
daarna fluisteren
EERST PLANNEN!!!!
Klaar?
Maak herhalingsopdrachten blz. 60, opgaven 1 t/m 5
Slide 11 - Slide
deel 2 van 2.1
Quiztime
rekenen
aan de slag
klaar? maak 2.1 af
Slide 12 - Slide
Bart zet geld op zijn Playstationaccount. Hier is sprake van elektronisch betalen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quiz
Welk soort geld herken je?
1. Sofie betaalt bij de kassa van de AH met haar pinpas. 2. Sem betaalt bij de kassa van de AH met een biljet van € 20
A
Beide chartaal
B
Beide giraal
C
1= chartaal
2= giraal
D
1= giraal
2= chartaal
Slide 14 - Quiz
Directe ruil
Indirecte ruil
Joanne koopt in de winkel een taart van 5 euro.
Kim geeft bijles aan Saar en in ruil daarvoor lakt Saar de nagels van Kim.
Tim doet klusjes in de tuin bij zijn tante. Als hij voldoende klusjes heeft gedaan krijgt hij een nieuwe telefoon.
Slide 15 - Drag question
Je saldo was € 250,- Je hebt nieuwe sportschoenen gekocht voor € 125,- en een trainingspak voor € 200,-. Van je ouders kreeg je € 100,- kleedgeld. Wat is je nieuwe saldo?
A
-€ 175,-
B
€ 675,-
C
€ 25,-
D
€ 425,-
Slide 16 - Quiz
Giraal geld is:
A
muntjes en bankbiljetten
B
PIN pas
C
Tikkie via telefoon
D
Internet bankieren
Slide 17 - Quiz
Indirecte ruil
Directe ruil
Slide 18 - Drag question
Het saldo op mijn bankrekening is 460 euro. Ik neem 50 euro op bij een bankautomaat. Mijn chartaal geld...
A
Stijgt
B
Daalt
Slide 19 - Quiz
Brian wast de auto van Marianne. Marianne maakt daarom een pannenkoek voor Brian.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil
Slide 20 - Quiz
Elektronisch betalen doe je met:
A
een geldautomaat
B
contant geld
C
een PIN pas
D
een betaalautomaat
Slide 21 - Quiz
Op vrijdag is mijn saldo 95 euro. Donderdag heb ik bij de Action 12 euro uitgegeven. Woensdag heb voor oppassen 8 euro gekregen. Wat was mijn saldo op dinsdag?