This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Toetsje over de lesstof
Een klein testje over wat je al wel/niet weet...
Slide 1 - Slide
Wanneer waren de middeleeuwen?
A
1000 v. Chr. - jaar 0
B
500 v. Chr. - 500 n. Chr.
C
500 - 1500
D
1600-1700
Slide 2 - Quiz
Wat was het motto van de middeleeuwen?
A
Carpe diem
B
Memento mori
C
Absit omen
D
Gloria in excelsis deo
Slide 3 - Quiz
Wat was in de Middeleeuwen de bron van kennis?
A
De werken van Jacob van Maerlant
B
De Bijbel
C
Werken van Griekse wetenschappers
D
De universiteit
Slide 4 - Quiz
Wie vond de boekdrukkunst uit?
A
Laurens Janszoon Coster
B
Johannes Gutenberg
C
Mariken van Nieumeghen
D
Karel Elegast
Slide 5 - Quiz
Wanneer werd de boekdrukkunst uitgevonden?
A
Rond 1250
B
Rond 1350
C
Rond 1450
D
Rond 1550
Slide 6 - Quiz
Wat was geen gevolg van de uitvinding van de boekdrukkunst?
A
boeken werden veel goedkoper
B
steeds meer mensen gingen lezen
C
er werden veel meer boeken gemaakt
D
er kwam een eind aan de geestelijke boeken
Slide 7 - Quiz
Geef een ander woord voor: karelroman
Slide 8 - Open question
WAAR
NIET
WAAR
Einde van de middeleeuwen kwam door een grote oorlog.
Verhalen stonden vooral op schrift.
De meeste mensen konden niet lezen.
Wetenschap is belangrijker dan religie.
Memento Mori is de spreuk van de middeleeuwen.
Slide 9 - Drag question
In de middeleeuwen is er sprake van een standenmaatschappij, die van invloed is op middeleeuwse cultuur. Noem de twee belangrijkste standen en wat die met elkaar te maken hadden.
Slide 10 - Open question
Waarom begint de West-Europese literatuurgeschiedenis rond 1100?
Slide 11 - Open question
Leg uit in max. 25 woorden: ‘De middeleeuwse kunst is gemeenschapskunst’.
Slide 12 - Open question
Wat was het literaire gevolg van de uitvinding van de boekdrukkunst?
Slide 13 - Open question
De schrijver van Karel ende Elegast had niet de bedoeling ‘zomaar’ een verhaaltje te schrijven. Welke dan wel?
Slide 14 - Open question
De ridderromans vallen uiteen in twee typen. Welke?
Slide 15 - Open question
Noem de drie belangrijkste verschillen tussen deze twee typen.
Slide 16 - Open question
Het getal 3 symboliseert wat?
Slide 17 - Open question
Op welke 3 manieren kon Beatrijs van haar zonden verlost worden?
Slide 18 - Open question
Het getal 3 komt in Beatrijs naar voren. Op welke manier?