This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Als je met iemand aan het praten bent en je
wilt vertellen wat jij of iemand anders nu aan het doen bent gebruik je de present continuous
Wat ben je aan het doen?
Ik ben aan het leren.
I am studying
vb
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Dus : als je met iemand aan het praten bent en je vertelt over iets dat je altijd doet of over een feit dan heb je het niet over wat je op dat moment aan het doen bent en gebruik je de present simple.
Waar ga jij naar school ?
Ik ga naar de Nassau. I go to the Nassau.
Wat doet hij altijd s'middags
dan maakt hij zijn huiswerk He does his homework.
vb
Slide 4 - Slide
Look! They .............(leave) the house.
A
leave
B
are leaving
Slide 5 - Quiz
Brian ..............(cycle) 30 km every day.
A
cycles
B
is cycling
Slide 6 - Quiz
My parents ..............(shop) right now.
A
shop
B
are shopping
Slide 7 - Quiz
He usually ................(get up) early in the morning.
A
gets up
B
is getting up
Slide 8 - Quiz
Samantha .............(do) her homework at the moment.
A
does
B
is doing
Slide 9 - Quiz
Am/ are/ is - werkwoord + ing
he is doing his homework
vb
I am
you are
he is
she is
it is
we are
you are
they are
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
The baby ........ not sleeping at the moment.
A
am
B
are
C
is
Slide 12 - Quiz
I ......... reading a book now.
A
am
B
are
C
is
Slide 13 - Quiz
Look! Jenny ......going to school.
A
am
B
are
C
is
Slide 14 - Quiz
Jenny and Paul ....... wearing raincoats
A
am
B
are
C
is
Slide 15 - Quiz
Bij een vraag zet je am/ are/ is voor in de zin
Am I listening to a new song right now? is he doing his homework?