What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Taal/Spelling- quiz 1
Quiz: taal/spelling
Gemaakt voor Max
1 / 29
next
Slide 1:
Slide
Taal
Basisschool
Groep 4
This lesson contains
29 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Quiz: taal/spelling
Gemaakt voor Max
Slide 1 - Slide
Wat zijn wel werkwoorden en wat niet. Sleep ze naar de juiste kant.
wel
geen
knutselen
boom
gooien
kist
moeder
maken
Slide 2 - Drag question
Wat is geen werkwoord?
A
tekenen
B
luisteren
C
kleurpotlood
D
dansen
Slide 3 - Quiz
Welk werkwoord zie je hier?
Slide 4 - Open question
Wat is het werkwoord in de volgende zin?
De kinderen maken een mooi kunstwerk.
A
De
B
kinderen
C
kunstwerk
D
maken
Slide 5 - Quiz
Dit zijn allemaal werkwoorden.
springen, vliegen, knuffelen
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Wat is het werkwoord in de volgende zin?
In de kerstvakantie gaan we samen kerstkoekjes bakken.
A
kerstkoekjes
B
samen
C
bakken
D
we
Slide 7 - Quiz
Wat is het werkwoord in de zin?
ik zit op de stoel.
A
ik
B
zit
C
op
D
de stoel
Slide 8 - Quiz
Wat is het werkwoord in de zin?
Ik schop de bal.
A
ik
B
schop
C
de
D
bal
Slide 9 - Quiz
In welke zin staat een lidwoord?
A
Mama staat op straat met haar fiets.
B
De juf is de kerstboom aan het opzetten.
C
Met kerst mogen we in mooie kleding naar school.
Slide 10 - Quiz
Hoeveel lidwoorden staan er in de volgende zin:
De juf gaat samen met de kinderen de kerstboom opzetten en er klinkt een muziekje.
Slide 11 - Open question
Wat is het lidwoord?
De kast heeft twee deurtjes.
A
De
B
kast
C
heeft
D
twee
Slide 12 - Quiz
Wat is het lidwoord?
Juf loopt op het plein.
A
Juf
B
loopt
C
op
D
het
Slide 13 - Quiz
Wat is het lidwoord?
Ik maak een opdracht voor rekenen.
A
Ik
B
maak
C
een
D
opdracht
Slide 14 - Quiz
het zelfstandig naamwoord
Slide 15 - Slide
Wat is het zelfstandig naamwoord?
De kat loopt erg snel.
A
De
B
kat
C
loopt
D
snel
Slide 16 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Mijn huis is erg mooi.
A
Mijn
B
is
C
erg
D
huis
Slide 17 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Hij stelt een vraag.
A
Hij
B
stelt
C
een
D
vraag
Slide 18 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
De kinderen zijn toppers.
A
De
B
kinderen
C
zijn
D
toppers
Slide 19 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord?
De juf schrijft
A
de juf
B
schrijft
Slide 20 - Quiz
het zelfstandig naamwoord
de slak zit
A
zit
B
de slak
Slide 21 - Quiz
het zelfstandig naamwoord.
De man loopt.
A
de man
B
loopt
Slide 22 - Quiz
Wie is een mens?
A
de voetbal
B
de juf
C
de poes
Slide 23 - Quiz
Wie is een dier?
A
de hond
B
de jongen
C
het klimrek
Slide 24 - Quiz
Wat is een ding?
A
de muis
B
de bank
C
het meisje
Slide 25 - Quiz
Schrijf de 2 zelfstandig naamwoorden op.
Er staat een boom voor mijn huis.
Slide 26 - Open question
Schrijf de zelfstandig naamwoorden op.
Ik schop de bal naar mijn broer.
Slide 27 - Open question
Wat is het zelfstandig naamwoord?
Ik loop naar huis.
A
ik
B
loop
C
naar
D
huis
Slide 28 - Quiz
Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?
Ik zit op de stoel.
A
ik
B
zit
C
op
D
de stoel
Slide 29 - Quiz
More lessons like this
Zelfstandige naamwoorden groep 4
October 2023
- Lesson with
16 slides
les 2
October 2022
- Lesson with
13 slides
Taal
Basisschool
Groep 4
les 2
March 2024
- Lesson with
13 slides
Taal
Basisschool
Groep 4
Woordbenoemen middenbouw/bovenbouw
June 2023
- Lesson with
37 slides
Laatst gekozen
Basisschool
Groep 6
Oefentoets taalverzorging mh1
February 2023
- Lesson with
35 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Spelling: Lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord
April 2020
- Lesson with
19 slides
Spelling
Basisschool
Groep 5
Spelling: Lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord
October 2023
- Lesson with
13 slides
Spelling
Basisschool
Groep 5
TA 6-7 woordsoorten thema 1
September 2022
- Lesson with
25 slides
Taal
Basisschool
Groep 5,6