klas 3 fictie

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

Welkom! 

- Jassen uit.

- Tassen van tafel.

- Leesboek op tafel.

LEZEN, in stilte...........

Wat gaan we doen vandaag?

- even kort herhalen: werkwoordspelling: bijv. gebruikt volt.dw.

- kort bespreken zakelijke brief: wat ging goed / minder goed?

- fictie: perspectief en ruimte

- aan de slag met opdracht.

Benodigdheden: pen.

Noteer de volgende zin in je schrift:

Het  .....................vliegtuig was veel te laat. 

Fictie: perspectief

Perspectief (vertelsituatie): vanuit wie en op welke manier wordt het verhaal beschreven

1 ik-perspectief

2 hij/zij-perspectief (personaal perspectief)

Ik-vorm / ik-perspectief

• Als een verhaal in de ik-vorm is geschreven weet je alleen van de ik-persoon wat hij ziet, denkt en voelt.
• Je weet dit alleen van de ik-persoon.

Ik-perspectief

Je kunt bij verhalen met een ik-perspectief je meestal goed inleven in de hoofdpersoon. (Identificeren met de hoofdpersoon)

Hij/zij-vorm / Personaal perspectief

• Je weet alleen van de hoofdpersoon wat hij ziet, denkt en voelt.
• Je weet dit niet van de bijfiguren.

Welk boek lees jij?

Wat is daarin het vertelperspectief?

Fictie: Ruimte

- Plaats: waar speelt het verhaal zich af?

- Tijd: wanneer speelt het verhaal zich af?

- Het weer: wat zijn de weersomstandigheden?

Opdracht

Onderwerp: het boek dat je leest / net gelezen hebt

- Wat is het vertelperspectief?

- Tijd: wanneer speelt het verhaal zich af?

-Ruimte: waar speelt het verhaal zich af?
- Wat weet je van de weersomstandigheden?

Noteer de antwoorden in je schrift.