Taalverzorging - Hoofdletters en Leestekens - hst 8, 9
Planning periode 2
Slide 3 - Slide
Leestekens
Nodig: pen + schrift
Schrijf de volgende zin over in je schrift, maar voeg op de juiste plekken hoofdletters en leestekens toe.
Slide 4 - Slide
Voeg hoofdletters en leestekens toe
natalie en maarten kochten een fles whiskey voor paar euro bleek honderden euro's waard
in zijn vrije uren helpt maarten met het opzetten van het plantenvoedingsbedrijf van natalie zo staan we ook weleens samen op een markt of moestuinbeurs vertelt het stel in het ad van 13 januari 2025
timer
4:00
Slide 5 - Slide
Kijk na
Natalie en Maarten kochten een fles whiskey voor paar euro:Bleek honderden euro's waard.
In zijn vrije uren helpt Maarten met het opzetten van het plantenvoedingsbedrijf van Natalie."Zo staan we ook weleens samen op een markt of moestuinbeurs", vertelt het stel in het AD van 13 januari 2025.
Slide 6 - Slide
Huiswerk nakijken
Ironisch
Sarcastisch
Slide 7 - Slide
3 vormen van spot:
Kritiek wordt op een grappige manier verpakt door:
Ironie
Sarcasme
Cynisme
Deze vormen van spot zijn moeilijker te begrijpen op papier dan in spraak.
Deze moet je kennen, kijk terug naar je aantekeningen!
Slide 8 - Slide
1. Ironie:
Milde vorm van spot
Tegenovergestelde zeggen van wat je bedoelt
"Goh, wat een lekker weer!" > voor als het slecht weer is.
2. Sarcasme:
Bijtende vorm van spot die bedoeld is om te kwetsen
Vriendelijk = ironisch, Negatief = sarcastisch
"Jij hebt goed geleerd!" > zegt een leerling tegen je als je niet zo'n goed cijfer hebt.
3. Cynisme:
Spottende en neerbuigende houding over de mensheid en de wereld
Geen vertrouwen en een negatieve kijk op de wereld
"Waarom zou ik nog gaan leren? Ik haal toch wel een 2!" > zegt een leerling boos.
Slide 9 - Slide
Opdracht 9 (oefenboek pg 81)
9a Goed bedacht. Je bent een ware Einstein.
a Ironisch: wanneer de docent zich realiseert dat je een antwoord aan het voorlezen bent van het bord. Je bedoelt dus het omgekeerde.
Sarcastisch: wanneer een groepje leerlingen iemand pest omdat diegene altijd hoge cijfers haalt.
9b. Hij is het braafste jongetje van de klas.
b Ironisch: wanneer je ouders aan tafel horen wat voor kattenkwaad je hebt uitgehaald op school. Je bedoelt dus het omgekeerde.
Sarcastisch: wanneer je boos bent op iemand omdat diegene je heeft verklikt bij de docent.
Slide 10 - Slide
Opdracht 9 (oefenboek pg 81)
9c. Wat moest ik zonder jou?
c Ironisch: wanneer je te laat komt op school doordat je vriendin zich weer eens verslapen heeft. Je bedoelt dus het omgekeerde.
Sarcastisch: wanneer je boos bent op iemand omdat die niks gedaan heeft voor een groepsopdracht.
Slide 11 - Slide
Hoofdstuk 5C: stijlfiguren
paradox
retorische vraag
hyperbool
repetitio
drieslag
Slide 12 - Slide
Leerdoelen les
Ik kan zelf stijlfiguren uit een tekst halen.
Ik kan stijlfiguren uitleggen.
Slide 13 - Slide
Nodig:
Pen en papier:
Aantekeningen maken!
Slide 14 - Slide
1. Paradox
Een zogenaamde tegenstelling.
Slide 15 - Slide
1. Paradox
Een zogenaamde tegenstelling.
Voorbeeld:
Winkelmedewerker tegen kinderen:
"Kalm aan, en snel een beetje!"
Slide 16 - Slide
1. Paradox
Een zogenaamde tegenstelling.
Voorbeeld:
Je moet eerst verliezen om te winnen.
Slide 17 - Slide
2. Retorische vraag
Een vraag waarbij het niet de bedoeling is dat iemand antwoord geeft.
Slide 18 - Slide
2. Retorische vraag
Een vraag waarbij het niet de bedoeling is dat iemand antwoord geeft.
Bijvoorbeeld:
Docent: "Hoe vaak moet ik nu nog zeggen dat je niet door me heen moet praten?"
Slide 19 - Slide
2. Retorische vraag
Een vraag waarbij het niet de bedoeling is dat iemand antwoord geeft.
Bijvoorbeeld:
"Wie wil er nou niet gelukkig worden?"
Slide 20 - Slide
3. Hyperbool
Een sterke overdrijving
Slide 21 - Slide
3. Hyperbool
Een sterke overdrijving
Bijvoorbeeld:
Ik heb eeuwen op je staan wachten.
Slide 22 - Slide
3. Hyperbool
Een sterke overdrijving
Bijvoorbeeld:
Mijn zusje huilt een zwembad vol tranen om haar lage toetscijfer.
Slide 23 - Slide
4. Repetitio
Een herhaling van een woord of woordgroep.
Slide 24 - Slide
4. Repetitio
Een herhaling van een woord of woordgroep.
Bijvoorbeeld:
In de zomer naar het hete Italië? Heet!
Slide 25 - Slide
4. Repetitio
Een herhaling van een woord of woordgroep.
Bijvoorbeeld:
Om een marathon te kunnen lopen moet je trainen, trainen en nog eens trainen.
Slide 26 - Slide
5. Drieslag
Een opsomming van minstens drie verschillende elementen.
Slide 27 - Slide
5. Drieslag
Een opsomming van minstens drie verschillende elementen.
Bijvoorbeeld:
We hebben gelachen, gedanst en genoten.
Slide 28 - Slide
5. Drieslag
Een opsomming van minstens drie verschillende elementen.
Bijvoorbeeld:
Ik voel me ziek, zwak en misselijk.
Slide 29 - Slide
Hoofdstuk 5C: stijlfiguren
Oefenen
paradox
retorische vraag
hyperbool
repetitio
drieslag
Slide 30 - Slide
1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!
1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!
timer
8:00
Kies uit:
paradox
retorische vraag
hyperbool
repetitio
drieslag
Schrijf de antwoorden in je schrift.
Slide 31 - Slide
1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!
1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
paradox
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
retorische vraag
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
hyperbool
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
paradox
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
repetitio
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
drieslag
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!
repetitio
Antwoorden bespreken
Slide 32 - Slide
1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!
8. De enige constante is verandering.
9. We hebben gewerkt, gestreden en uiteindelijk gewonnen.
10. Wat zou jij doen als je alles had wat je wilde?
11. Ik heb je al honderd keer gezegd dat je dat moet doen!
12. Ik wil je nu, ik wil je altijd!
13. Deze tas weegt tonnen!
14. Ze is mooi, slim en charmant.
timer
6:00
Kies uit:
paradox
retorische vraag
hyperbool
repetitio
drieslag
Schrijf de antwoorden in je schrift.
Slide 33 - Slide
1. Hoe meer ik weet, hoe minder ik begrijp.
2. Zou je niet willen dat het altijd zo mooi weer is?
3. Het duurde jaren voordat ik de stad had bereikt.
4. In de stilte hoor je de meeste antwoorden.
5. Ik ben echt, echt blij met dit resultaat!
6. Hij is intelligent, geduldig en vastberaden.
7. We moeten nu actie ondernemen, nu is het tijd voor actie!
8. De enige constante is verandering
paradox
9. We hebben gewerkt, gestreden en uiteindelijk gewonnen.
drieslag
10. Wat zou jij doen als je alles had wat je wilde?
retorische vraag
11. Ik heb je al honderd keer gezegd dat je dat moet doen!