2H - het aanwijzend voornaamwoord

Het aanwijzend voornaamwoord
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Het aanwijzend voornaamwoord

Slide 1 - Slide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord?
  1. Deze jongen werkt enorm hard.
  2. Heb je die broek gezien?
  3. Ken je dat meisje?
  4. Mijn vader kijkt vaak naar deze films. 
Je wijst iets aan.

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
  • Ik kan in eigen woorden uitleggen wat het aanwijzend voornaamwoord is in het Nederlands. 
  • Ik kan het aanwijzend voornaamwoord herkennen in het Frans. 
  • Ik kan het aanwijzend voornaamwoord op de juiste manier in een zin gebruiken.

Slide 3 - Slide

Maak aantekeningen

Slide 4 - Slide

Exemple
Je regarde ce film.                        Ik kijk deze film.

J'aime cet appartement.            Ik hou van dit appartement.

Regarde cette fille!                        Kijk dit meisje!

J'adore ces roses.                         Ik hou van deze rozen.

Slide 5 - Slide

Exemple
Je regarde ce film.                        Ik kijk deze film.

J'aime cet appartement.            Ik hou van dit appartement.

Regarde cette fille!                        Kijk dit meisje!

J'adore ces roses.                         Ik hou van deze rozen.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Let op!
Nederlands:
Dit en dat = dichtbij je
Deze en die = verder van je af

Frans:
ce, cet, cette en ces kunnen dichtbij zijn én ver van je af.

Slide 8 - Slide

Leg deze grammatica nu uit aan je buurman/-vrouw. Gebruik daarbij jouw eigen aantekeningen.

Slide 9 - Slide

Kies de juiste optie.
Regarde ___ touristes!
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 10 - Quiz

Kies de juiste optie.
Je lis ___ livre (m).
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste optie.
Tu aimes ___ série (v)?
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste optie.
C'est qui ___ homme (m)?
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 13 - Quiz

Vul in, kies uit: ce, cet, cette, ces.
J'adore ___ ville (v)!

Slide 14 - Open question

Vul in, kies uit: ce, cet, cette, ces.
___ terrasse (v) est très grande.

Slide 15 - Open question

Vul in, kies uit: ce, cet, cette, ces.
Je veux bien visiter ___ musée (m).

Slide 16 - Open question

Vul in, kies uit: ce, cet, cette, ces.
Regarde ___ jeunes, ils font une photo.

Slide 17 - Open question

Leerdoelen
  • Ik kan in eigen woorden uitleggen wat het aanwijzend voornaamwoord is in het Nederlands. 
  • Ik kan het aanwijzend voornaamwoord herkennen in het Frans. 
  • Ik kan het aanwijzend voornaamwoord op de juiste manier in een zin gebruiken.

Slide 18 - Slide