Nederlands in gang H 14 Naar de sportschool

Nederlands in gang
H. 14 In de sportschool
                                      Ik kan informatie vragen.
Zullen
      Futurum 
                          uitspraak /oe/u/uu
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2HBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Nederlands in gang
H. 14 In de sportschool
                                      Ik kan informatie vragen.
Zullen
      Futurum 
                          uitspraak /oe/u/uu

Slide 1 - Slide

Woordenlijst: in de sportschool
https://quizlet.com/nl/218839448/hoofdstuk-14-nederlands-in-gang-nederlands-engels-flash-cards/?i=1zl84x&x=1jqt

Slide 2 - Slide

Informatie vragen
Mag ik je iets vragen?
Tuurlijk, ga je gang.
Waar kan ik me inschrijven?
Je kunt het online doen of je kunt het even bij de balie (counter) vragen.
Weet u misschien ook of er hier een zwembad is?
Ja, er is een klein zwembadje bij en een spa.
Kunt u me ook zeggen hoe het publiek hier is?
Over het algemeen (in general) is iedereen rustig en respectvol.

Slide 3 - Slide

Kunt u me zeggen.....
Waar ligt Zandvoort?
Kunt u me zeggen waar Zandvoort ligt?
Wanneer is het pasje klaar?
Kunt u me zeggen wanneer het pasje klaar is?
Is deze sportschool duur?
Kunt u me zeggen of deze sportschool duur is?
Werkt de automaat op muntgeld?
Kunt u me zeggen of deze automaat op muntgeld werkt?

Slide 4 - Slide

Zullen (waarschijnlijkheid=probability)
NB: "Zullen" komt vaak met "wel"


Ik zal 
Ik zal morgen wel moe zijn.
Je zult
Je zult vanmiddag wel gaan sporten.
Hij/zij/het zal 
Het zal straks wel weer droog zijn.
Wij zullen
Wij zullen helaas niet kunnen komen.
Jullie zullen
Jullie zullen wel trek hebben. (be hungry)
Zij zullen
Zij zullen later komen. 

Slide 5 - Slide

De toekomende tijd: Futurum
Over twee maanden begint de herfst.
Autumn will start in two months.
Over een maand ga ik verhuizen.
I'm moving in a month.
Volgend jaar zal ik minder gaan werken.
Next year I will work less.
Volgende week zal het geld op je rekening staan.
The money will be in your account next week.

Slide 6 - Slide

Hij ............ gisteren de hele dag in bed.
A
ligde
B
lag
C
lach
D
ligte

Slide 7 - Quiz

Ik ............. vroeger elke dag hard.
A
liep
B
loopte
C
liepte
D
loopde

Slide 8 - Quiz

Toen ik klein was, ....... ik altijd om 19. 00 uur naar bed.
A
moet
B
moedde
C
moette
D
moest

Slide 9 - Quiz

De kleedkamers zijn ...............................
(the changing rooms are seperate)
A
scheiden
B
gescheiden
C
gescheid
D
gescheden

Slide 10 - Quiz

Het gaat goed met hem. Ik .......... hem gisteren nog.
A
spreek
B
spreekte
C
sprak
D
spreekde

Slide 11 - Quiz

Heb je lekker .........................?
A
geslapen
B
geslaapt
C
slapen
D
sliepen

Slide 12 - Quiz

Het is hier ........... om te roken.
(It is forbidden to smoke here)
A
verbieden
B
verbiedden
C
verboden
D
verbooden

Slide 13 - Quiz