* Woorden 'alledaagse voorwerpen en werkwoord: hebben':
Oefen met het opschrijven van de woorden die je deze week hebt geleerd.
Pak een kaartje. Kijk hoe je het woord schrijft. Leg het kaartje op de kop. Schrijf het woord op in je schrift. Controleer daarna of je het woord goed hebt geschreven. En ga door totdat alle kaartjes op zijn.
* Leer de woorden met de flitskaartjes.
Je leert de woorden bij de thema's knutselen en feest.
Denk aan de tips:
Je hebt weer twee weken de tijd, plan het goed!