Les 2 Spaans

Spaans les 2
1 / 14
next
Slide 1: Slide
ProjectBasisschoolGroep 6,7

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Spaans les 2

Slide 1 - Slide

Schoolopdrachten vorige keer
* Woorden 'onderdak':
Oefen met het opschrijven van de woorden die je bij het thema 'onderdak' hebt geleerd.
Pak een kaartje. Kijk hoe je het woord schrijft. Leg het kaartje op de kop. Schrijf het woord op in je schrift. Controleer daarna of je het woord goed hebt geschreven. En ga door totdat alle kaartjes op zijn.

* Leer de woorden met de flitskaartjes.
Je leert de getallen en de woorden bij 'onderdak'.
Denk aan de tips: 

Je hebt twee weken de tijd, plan het goed!

Slide 2 - Slide

Eens kijken hoe goed jullie de Spaanse woordjes kennen...

Slide 3 - Slide

In deze les...
  • herhalen we welke letters anders worden uitgesproken in het Spaans.
  • leren we de dagen van de week.
  • maken we nieuwe flitskaartjes. 
  • spelen we bingo.
  • leren we woorden bij het thema 'ontmoeten'.

Slide 4 - Slide

Dagen van de week

Slide 5 - Slide

Oefenen
  • Knip de flitskaartjes uit.
  • Opdracht 1:
    Oefen met het opschrijven van de woorden die je net hebt geleerd.
    1. Pak een kaartje.
    2. Kijk hoe je het woord schrijft.
    3. Leg het kaartje op de kop.
    4. Schrijf het woord op in je schrift.
    5. Controleer daarna of je het woord goed
    hebt geschreven.
    6. Ga door totdat alle kaartjes op zijn.

Slide 6 - Slide

Opdracht 2:
Leer de woorden met de flitskaartjes zoals in de video ‘tips bij het leren’.

Bewaar de flitskaartjes weer in de envelop zodat je deze op verschillende dagen kunt herhalen. 

Slide 7 - Slide

Bingo

Slide 8 - Slide

Tips herhaling.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Woorden bij het thema 
 

Slide 11 - Slide

Ontmoeten

Slide 12 - Slide

Maak het werkblad

Slide 13 - Slide

Schoolopdrachten
* Woorden 'dagen van de week' en 'ontmoeten':
Oefen met het opschrijven van de woorden die je deze week hebt geleerd.
Pak een kaartje. Kijk hoe je het woord schrijft. Leg het kaartje op de kop. Schrijf het woord op in je schrift. Controleer daarna of je het woord goed hebt geschreven. En ga door totdat alle kaartjes op zijn.

* Leer de woorden met de flitskaartjes.
Je leert de dagen van de week en de woorden bij het
thema 'ontmoeten'.                                     Denk aan de tips: 

Je hebt weer twee weken de tijd, plan het goed!

Slide 14 - Slide