Argumenteren

Argumenteren
1 / 20
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Argumenteren

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Huiswerk nabespreken
- Instructie over argumenteren

Slide 2 - Slide

Huiswerk
- Past dit onderwerp bij jou?
- Welke woorden vind je moeilijk? Kies er 4
- Zoek deze woorden op
- Onderstreep de belangrijkste zinnen
- Wie zijn belangrijke personen in het artikel?

Slide 3 - Slide

Waar denken jullie aan bij argumenteren

Slide 4 - Slide

Leerdoelen
- Je weet wat een argument is en leert deze herkennen
- Je leert hoe je een argument bedenkt en je weet wat een stelling is

Slide 5 - Slide

Wat is een argument?

Slide 6 - Slide

Wat is een argument?
- Een uitleg waarom jij iets vindt
- De reden waarom jij niet naar school wilt, de reden waarom jij niet buiten wilt. 

Slide 7 - Slide

Hoe herken jij een argument?
Signaalwoorden:
- omdat, want, dus, waarom

Deze woorden zitten vaak in een argument


Slide 8 - Slide

Voorbeeld
Ik heb geen fiets, daarom ga ik met de bus naar school.
Ik heb meer zakgeld nodig, want kleding is duur.

Slide 9 - Slide

Schrijf het argument over
1. Ik ga morgen naar de bioscoop, want er draait een leuke film. 
2. Omdat gokken verslavend is, moet het verboden worden.
3. Iedereen moet een schooluniform aan, want dan wordt er minder gepest.
4. Niemand leest meer boeken, dus bibliotheken zijn overbodig.
5. Ik eet geen pindakaas, want ik ben allergisch voor pinda’s.
6. Kinderen worden online soms gepest, daarom moeten ouders kunnen meekijken op hun computer.

Slide 10 - Slide

Nakijken
1. Ik ga morgen naar de bioscoop, want er draait een leuke film.
2. Omdat gokken verslavend is, moet het verboden worden.
3. Iedereen moet een schooluniform aan, want dan wordt er minder gepest.
4. Niemand leest meer boeken, dus bibliotheken zijn overbodig.
5. Ik eet geen pindakaas, want ik ben allergisch voor pinda’s.
6. Kinderen worden online soms gepest, daarom moeten ouders kunnen meekijken op hun computer.

Slide 11 - Slide

Bedenk zelf een argument
1. Ik ga vandaag niet naar school,
2. Het regent vandaag, 
3. M&M is een leuk vak, 

Slide 12 - Slide

Een argument schrijven
Stelling: een standpunt of een mening over hoe iemand vindt dat de wereld zou moeten zijn.

Slide 13 - Slide

Hoe bedenk je een argument?
1. Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
2. Wat zijn de voordelen of nadelen?
3. Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling goed of slecht voor
 die mensen?

Slide 14 - Slide

Voorbeeld
MOBIELE TELEFOONS OP SCHOOL MOETEN VERBODEN WORDEN

Slide 15 - Slide

Vraag 1: Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
Het probleem: Het probleem is dat telefoons voor veel afleiding in de klas zorgen. Daarom letten leerlingen minder goed op en halen ze minder goede cijfers."


Slide 16 - Slide

Vraag 1: Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
Waarom is dat erg? "Het is erg, omdat leerlingen de lesstof minder goed meekrijgen. Zonder afleiding van telefoons halen
 leerlingen hogere cijfers."

Slide 17 - Slide

Argument 1: 
"Telefoons moeten verboden worden op school, want ze zorgen voor afleiding in de les. Dat is erg, omdat
leerlingen dan lagere cijfers halen."

Slide 18 - Slide

Nu jullie
Energiedrankjes moeten verboden worden
1. Over welk probleem gaat de stelling? Waarom is dat erg?
2. Wat zijn de voordelen of nadelen?
3. Wie zijn er bij de stelling betrokken? Is de verandering die komt door de stelling goed of slecht voor
 die mensen?
Geef antwoord op deze vragen!

Slide 19 - Slide

Welke drie argumenten horen daarbij?

Slide 20 - Open question