1 lichte, matige, strenge vorst: climax.
2 ze weet, ze weet, ze weet: repetitio.
3 een kasteel, een villa, een appartement, een caravan: een omgekeerde climax.
4 verliefd, verloofd, getrouwd: drieslag.
5 je bord leeg eten, spullen in de vaatwasser zetten en dan aan je huiswerk voor morgen: opsomming in drieën.
6 praat, praat, praat: repetitio.
7 bloed, zweet en tranen: drieslag.
8 Het vlees, de organen, de botten, de huid, de hoorns: enumeratio.
9 verkouden, griep, een longontsteking: climax.
10 Vrijheid, gelijkheid, broederschap: drieslag.