Maak een zin waarin een van de volgende woorden correct wordt gebruikt. Kies uit: scala, immens, refereren aan, statisch of quota.
Slide 5 - Open question
Stijlfiguren (2)
Naast het feit dat je met stijlfiguren de tekst aantrekkelijk kunt en de aandacht kunt vasthouden, kun je stijlfiguren ook gebruiken om gevoel in je woorden te leggen.
Slide 6 - Slide
Hyperbool
Dit is een overdrijving.
Je zegt: 'Ik heb je deze les al honderd keer gezegd dat je je boek moet pakken!'
Je bedoelt: 'Ik heb je al verschillende keren gezegd dat je je boek moet pakken.'
Slide 7 - Slide
Understatement
Hierbij zwak je je woorden af. Je maakt het dus minder dan het in werkelijkheid is.
Je zegt: 'Frenkie de Jong kan best leuk voetballen.'
Je bedoelt: 'Frenkie de Jong is een goede voetballer.'
Slide 8 - Slide
Litotes
Dit is een soort understatement, maar hierbij zeg je het tegenovergestelde en dat ontken je.
Je zegt: 'Dat was niet heel erg aardig van je.'
Je bedoelt: 'Dat was gemeen van je.'
Slide 9 - Slide
Eufemisme
Je gebruikt dit om minder hard over te komen. Je probeert met woorden de situatie te verzachten.
Je zegt: 'Ik zit tussen twee banen in.'
Je bedoelt: 'Ik ben werkeloos.'
Slide 10 - Slide
Maken:
Startopdracht en opdracht 1 op blz. 58 van Woordenschat H2
Ben je klaar dan maak je opdracht 6 van Woordenschat H1