Mijn vader wast elke maand de auto.
My father washes the car every month.
De auto wordt elke maand (door mijn vader) gewassen.
The car is washed (by my father) every month
Ik deed elke dag mijn huiswerk.
I did my homework every day.
Mijn huiswerk werd elke dag (door mij) gedaan.
My homework was done (by me) every day.