examinering schrijven 3F

1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 23 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Inhoud
  • Examenonderdelen Nederlands
  • Soorten examenopdrachten
  • Beoordeling schrijfexamen
  • Tekstdoelen
  • Voorbeeld examenopdracht
  • Hoe bouw je een artikel op?
  • Zijn er nog vragen?

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Samenhang

De kandidaat brengt op eenvoudige wijze samenhang aan in zijn tekst. Dit doet hij door middel van een eenvoudige opbouw en veelvoorkomende voeg- en verwijswoorden. Enkele fouten met deze woordsoorten kunnen nog voorkomen.  

Wat laat je zien?

Zorg voor een duidelijke inleiding, kern en slot. 
Maak ook gebruik van signaalwoorden!


Slide 7 - Slide

Verwijswoorden

Slide 8 - Slide

Signaalwoorden/ voegwoorden/
verbindingswoorden

Slide 9 - Slide

Afstemming op doel

De kandidaat werkt de opdrachten adequaat uit, waarmee hij zijn schrijfdoel bereikt.   

Wat laat je zien?

Wat wil je bereiken? Waarom schrijf je?
Wat staat er precies in de opdracht? Goed lezen! 
Moet je iemand 
overhalen, overtuigen, informeren, etc.

Slide 10 - Slide

Afstemming op publiek

De kandidaat past zijn woordgebruik en toon aan het publiek aan.  
Wat laat je zien?

Voor wie schrijf je precies? Doelgroep? 
Is je taalgebruik formeel of informeel?
Spreektaal of schrijftaal?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Woordenschat en woordgebruik

De kandidaat heeft een redelijk goede woordenschat. Dit laat hij zien door te variëren in woordgebruik. Hij gebruikt veelvoorkomende voorzetsels vrijwel altijd correct.  

Wat laat je zien?

Voorkom dat je in herhaling valt; maak gebruik van synoniemen.

Slide 13 - Slide

Synoniemen

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide