H6 Argumenteren__paragraaf 1__LES 1

H6 Argumenteren

Les 1
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H6 Argumenteren

Les 1

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
- Voorkennis activeren
- Theorie argumenten
- Intermezzo
- Aan de slag met opdrachten
- Afsluiting les

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Aan het einde van de les weet je:
- wat een standpunt is
- wat een argument is
- wat het verschil is tussen een feitelijk en waarderend argument

Slide 3 - Slide

Wat wordt er bedoeld met een standpunt?

Slide 4 - Open question

Wat wordt er bedoeld met een argument?

Slide 5 - Open question

Wat is het standpunt in de volgende zinnen: Iemand die steelt van zijn baas moet een taakstaf krijgen. Je gaat toch niet stelen als je vindt dat je te weinig verdient?

Slide 6 - Open question

Wat is het argument in de volgende zin? Energiedrankjes moeten verboden worden, want uit onderzoek blijkt dat energiedrankjes hartritme- stoornissen veroorzaken bij jongeren.

Slide 7 - Open question

Standpunt en argument
  • Een standpunt is dus altijd wát je vindt of doet
  • Een argument is waaróm je iets vindt of doet. 
  • Een argument kan voor of achter een standpunt staan. 
  • Voor het argument kun je altijd het woordje ‘want’ of 'omdat' zetten. 


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Signaalwoorden argumentatie

omdat
doordat
want
namelijk
immers
Signaalwoorden standpunt

dus
daardoor
daarom
zodat
kortom
volgens...
vind(en)...

Slide 10 - Slide

Feitelijk standpunt

Objectief=bewijsbaar

  1. Henk is 1.92 m. 
  2. Ik heb een 6,8 gehaald.
  3. Het is vandaag zonnig.
  4. Ik vind chocola lekker.

Waarderend standpunt

Subjectief=mening

  1. Henk is lang.
  2. Ik heb een goed cijfer.
  3. Het is mooi weer vandaag.
  4. Chocolade is lekker.

Slide 11 - Slide

Feitelijk argument

Je moet aardbeien eten, want
  1. ze bevatten veel vitamine C
  2. ze hebben veel vezels 

Waarderend argument

Je moet aardbeien eten, want
1. ze zijn lekker 
2. het is sexy fruit

Slide 12 - Slide

Geef aan of je te maken hebt met een feitelijke of een waarderende uitspraak: Het is voor iedereen goed om op een teamsport te zitten, want dat is de beste manier om te leren samenwerken.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 13 - Quiz

Geef aan of je te maken hebt met een feitelijke of een waarderende uitspraak: Ik zou voorlopig geen nieuwe schaatsen kopen; het is al jaren geleden dat er langer dan enkele dagen natuurijs heeft gelegen.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 14 - Quiz

Geef aan of je te maken hebt met een feitelijke of een waarderende uitspraak: Er komen nog steeds veel jongeren met een alcoholvergiftiging in het ziekenhuis. Daarom moet de verkoop van alcohol aan jongeren veel strenger gestraft worden.
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 15 - Quiz

Intermezzo
Je krijgt zo een aantal dilemma's te lezen.
Met je buurman of buurvrouw bespreek je de dilemma's en je maakt een keuze tussen deze twee dilemma's.
Bedenk een argument om je uitspraak te onderbouwen en vertel deze aan je buurman of buurvrouw.
De dilemma's worden zo klassikaal besproken.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Aan de slag 
Maak op je Chromebook in de online lesmethode van hoofdstuk 6 (Argumenten, tegenargumenten en weerleggingen), §1: opdracht 1 en 2. Dit is tevens huiswerk voor aanstaande donderdag.

Slide 21 - Slide