Les 5 Nederlands vv1b

Les Nederlands


vv1b
m.braam@dcterra.nl
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Les Nederlands


vv1b
m.braam@dcterra.nl

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Lesprogramma van vandaag
  • Welkom - boek - 15 minuten lezen

  • Herhaling vorige week (poep-regel)

  • Uitleg ww verleden tijd en
      voltooid deelwoord

  • Woordenschrift

  • Afsluiten met een dilemma

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
  • Je hebt gelezen in je boek.
  • Je weet hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd gebruikt en hoe je het voltooid deelwoord schrijft.
  • Je kent een ezelsbruggetje om dit makkelijker te maken.
  • Je weet wat het huiswerk is voor volgende week.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Door het lezen van boeken,
word je in alle vakken beter!
😒🙁😐🙂😃

Slide 5 - Poll

This item has no instructions

Als je elke dag een kwartier leest,
leer je per jaar ........ nieuwe woorden.
50
100
500
1000

Slide 6 - Poll

Goede antwoord is: 1000. Je krijgt als je elke dag een kwartier leest ongeveer 1 miljoen woorden onder ogen, maar heel veel woorden ken je natuurlijk al.
Lezen

  • Zoek een comfortabele houding (op de grond, in raamkozijn, voeten op tafel, enz.)
  • Lees 15 minuten in stilte voor jezelf
timer
15:00

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Werkwoordspelling pv-tt
A
Hij onthoud.
B
Hij onthoudt.

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat is juist? pv - tt
Van boksen (worden) je sterk.
A
word
B
wordt
C
wort
D
werd

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

In welke zin is de pv tt fout gespeld?
A
Annemarie bekijkt de foto.
B
Hij besteed al zijn zakgeld aan V-bucks.
C
Zij slaapt tijdens de les.
D
Ik word morgen achttien.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Welke pv tt is goed geschreven?
A
De verpleegster verbindt de verstuikte enkel.
B
Ja, ik wordt hier gestoord van!
C
Wat bied je broer voor dit horloge?

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

( PV tt)
William (kunnen) netjes schrijven.
A
kunnen
B
kon
C
kan

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welke pv tt is goed geschreven?
A
Hij vertrouwd niemand meer.
B
Beantwoord je buurvrouw deze vraag?
C
Dood jij die akelige spin?

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Weet je al of je je ziek mel.... (pv tt)?
A
meld
B
meldt
C
melde
D
meldde

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

werkwoordspelling pv-tt
A
hij bediend
B
hij bedient

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

werkwoordspelling pv-tt
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Zwakke en sterke werkwoorden (persoonsvorm verleden tijd)
Voor werkwoord vervoegen in verleden tijd vraag je je 2 dingen af:
  1. Is het werkwoord sterk of zwak?
  2. Wat is de ik-vorm van het werkwoord?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Er zijn geen regels voor sterke werkwoorden. Deze leer je of zoek je op in een woordenboek.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Zwakke werkwoorden
 Zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd achter de ik-vorm de/ te in het enkelvoud en den/ ten in het meervoud. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

 Je kunt het T a X i K o F S C H i P gebruiken om te bepalen of een zwak werkwoord in de verleden tijd op te(n) of de(n) eindigt.
1. Neem het hele werkwoord en haal daar en vanaf.
2. Is de laatste letter een T X K F S C H P?
     Dan komt er altijd te(n) achter de ik-vorm.
Voorbeeld: bewerken > ik bewerk > wij bewerkten
3. Is de laatste letter geen T X K F S C H P?
     Dan komt er altijd de(n) achter de ik-vorm.
Voorbeeld: twitteren > ik twitter > wij twitterden

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord in tegenwoordige tijd?
Hij (dansen) de tango.

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(drinken) jij graag thee?
A
Drink
B
Drinkt

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

Hij (landen) op Schiphol.
A
land
B
landt

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

Hij (rekenen) het bedrag uit.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Hoe schrijf je het werkwoord in de verleden tijd?

Ik (koken) pasta.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

Goed of fout?
Het gaat hier om de voltooide tijd.
- ingepakt: goed (want je hoort de 't' in: ingepakte; of gebruik 't ex-Kofschip: de 'k' zit erin) 
- bezorgt: fout! (je hoort een 'd' in bezorgde; of kijk naar 't ex-Kofschip: daar zit de 'g' niet in.)

(Let op: 'bezorgt' is wel goed in de tegenwoordige tijd! Hij bezorgt het pakje.)

Slide 28 - Video

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Hij heeft haar (beschermen)
A
beschermd
B
beschermt

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Ik heb (schaatsen).

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?

Zij hebben (betalen).
A
betaalt
B
betaald

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk voor volgende week
  • Module - Grammatica en spelling - Spelling 2F - 4.7 en 4.8
    4.7 Persoonsvorm verleden tijd
    4.8 Voltooid deelwoord


Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting
Zijn de lesdoelen behaald?

  • Je hebt gelezen in je boek.
  • Je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd gebruikt.
  • Je kent een ezelsbruggetje voor als je het nog lastig vindt.


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Dilemma

Slide 34 - Slide

This item has no instructions