2pA 17/05/24

Vendredi 17 mai 2024

Programme: 
  • Devoirs Plenda
  • Chap. 3 Leçon H, grammaire                                                                         verbe "pouvoir/vouloir"

Devoirs 22/05:
Chap. 3 leçon H afmaken, leren grammaire p. 131. Herhalen ABCDEFG

Chap. 3 PW  24/05/24 
Chap. 1,2,3 PW LUVA 29/05
1 / 41
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vendredi 17 mai 2024

Programme: 
  • Devoirs Plenda
  • Chap. 3 Leçon H, grammaire                                                                         verbe "pouvoir/vouloir"

Devoirs 22/05:
Chap. 3 leçon H afmaken, leren grammaire p. 131. Herhalen ABCDEFG

Chap. 3 PW  24/05/24 
Chap. 1,2,3 PW LUVA 29/05

Slide 1 - Slide

                      Vouloir
Je veux                         ik wil
Tu veux                         jij wilt
Il/elle veut                   hij/zij wil
On veut                        we willen
Nous voulons            wij willen
Vous voulez    jullie willen/u wilt
Ils/Elles veulent       zij willen

                       Pouvoir
Je peux                     ik kan/ik mag
Tu peux                     jij kan/jij mag
Il/elle peut               etc.
On peut
Nous pouvons
Vous pouvez
Ils/Elles peuvent

Slide 2 - Slide

Traduis N-F:
ik wil
A
je veux
B
tu veux
C
je peux
D
tu peux

Slide 3 - Quiz

Traduis N-F:
wij willen
A
vous voulez
B
nous voulons
C
on veut
D
ils veulent

Slide 4 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Elle ...
A
veux
B
veut
C
veulent
D
voulont

Slide 5 - Quiz

Vul de juiste vorm in (vouloir):
Tu ...

Slide 6 - Open question

Vul de juiste vorm in (vouloir):
Les enfants ...

Slide 7 - Open question

Traduis N-F:
Mag ik ...?
A
Je peux...?
B
Tu peux...?
C
On peut...?
D
Il peut...?

Slide 8 - Quiz

Traduis N-F:
u kunt
A
nous pouvons
B
elle peut
C
vous pouvez
D
elles peuvent

Slide 9 - Quiz

Vul de juiste vorm in:
Nous ...
A
pouvont
B
peuvent
C
pouvez
D
pouvons

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste vorm in (pouvoir):
Ils ...

Slide 11 - Open question

Hulpww en woordvolgorde
Vouloir en pouvoir zijn vaak hulpwerkwoorden. Er hoort dus vaak nog een ander werkwoord bij. 
Ik wil een ijsje kopen.                - Je veux acheter une glace. 
Mag ik deze jurk passen?    - Je peux essayer cette robe? 

Let op! In het Frans staan alle WW bij elkaar, ook in de vraagzin.

Slide 12 - Slide

Zet in de juiste volgorde:
aller -aux toilettes - peux - je - ?

Slide 13 - Open question

Zet in de juiste volgorde:
une pizza - nous - manger - voulons - .

Slide 14 - Open question

Questions?
Qu'est-ce que tu veux acheter?
Je c...
Alors on va...

Slide 15 - Slide

BONJOUR ET BIENVENUE 2AHA!
Bonjour
et 
bienvenue!!
Bienvenue!
Pak je boek, schrift en je laptop en login!

Slide 16 - Slide

Aujourd'hui
  • Planning 
  • Kort opdrachtje over het thema
  • Bron F: lire

Slide 17 - Slide

Horen de woorden hieronder bij 'kledingstuk' of bij 'accessoires'?
Sleep de woorden naar het juiste blok.
le vêtement
les accessoires
le pantalon
le T-shirt
la ceinture
les lunettes de soleil
le sac
la robe
le bracelet
les bottes

Slide 18 - Drag question

Regarde cette fille...
Qu'est-ce qu'elle porte?
Elle est comment?

Beschrijf dit meisje in het Frans. 
Maak hierbij gebruik van 
het aanwijzend vnw.

Slide 19 - Slide

Beschrijf dit meisje in het Frans.
Maak hierbij gebruik van
het aanwijzend vnw.

Slide 20 - Open question

Vocabulaire E + F
page 129

Let op! Bron E behandelen we pas volgende week, maar die zul je wel vast moeten leren.

Slide 21 - Slide

Le Coin des Goodies
page 118

Maak ter voorbereiding ex. 24
Fini? Lees de titel en introductie van tekst F en maak evt. ook 25a.


timer
2:00

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Le Coin des Goodies
page 119

We lezen samen tekst F.
Onderstreep/markeer woorden die je niet begrijpt of moeilijk vindt, zodat je die kunt opzoeken in het woordenboek.


Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Le Coin des Goodies
page 118-121

Maak nu zelfstandig ex. 24, 25a,b, 26, 27.  Zoek moeilijke woorden op in de WL of het woordenboek!



timer
14:30

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

___ jupe est rouge.
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 28 - Quiz

Il va faire froid ___ hiver
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 29 - Quiz

___ garçon est petit.
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 30 - Quiz

J'aime ___ couleurs brillantes.
A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 31 - Quiz

Imagine: c’est bientôt l’anniversaire de ton meilleur ami ou de ta meilleure amie. Tu veux organiser une fête et acheter un cadeau. Écris une invitation à tous tes amis.

Vertel waarom je schrijft.
Vertel wat voor een feest je wilt organiseren, waar en wanneer.
Vertel welke vier cadeaus je in gedachten hebt voor je vriend(in), hij/zij is gek op kleding.
Zoek plaatjes bij de cadeaus of teken zelf een voorbeeld.
Geef informatie over de cadeaus (prijs, kleur, etc.) zoals in het onderstaande voorbeeld.
Exemple: Ces baskets rouges Adidas: 37,50 €





ÉCRIRE

Slide 32 - Slide

C'est bientôt l'anniversaire de notre amie Sarah!
Je veux organiser une fête chez moi, ce weekend.
Sarah aime faire du shopping et les vêtements.
J'ai quatre idées pour des cadeaux:

  • Ces basckets rouge Adidas: 37 Euros 50
  • Cette robe noire: 25 Euros
  • Cette jupe blanche: 29 Euros 99
  • Ce sac bleu: 21 Euros 50

Qu'est-ce que vous en pensez? À bientôt!







ÉCRIRE

Slide 33 - Slide

Bonjour !
Comment ça va?
Quelle est la date d'aujourd'hui?
Quel temps fait-il? 
Tu veux acheter quelque chose?
Qu'est-ce que tu aimes porter?


Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

écrire une invitation

Slide 36 - Slide

Je nodigt je vriendengroep uit: 
- je zegt dat je een feest wil organiseren
- je zegt waar het is en om hoe laat
- je geeft een cadeautip (kleding)
- je zegt hoe die kleding eruit ziet (kleur, prijs, ...)
je schrijft een UITNODIGING
dus je groet je vriendengroep
je sluit je bericht af

het enthousiasme straalt ervan af!

Slide 37 - Slide

Mind map over verjaardag:
  • les jours de la semaine
  • les mois
  • les vêtements
  • les couleurs
  • le temps des verbes

Slide 38 - Slide

Les nombres
60 = soixante                                                 80  = quatre-vingts (4x20)  
61  = soixante et un                              ! 81  = quatre-vingt-un
62 = soixante-deux                                    82  = quatre-vingt-deux
etc.                                                                     etc.

70  = soixante-dix (60+10)                       90  = quatre-vingt-dix (4x20+10)
71   = soixante et onze                             ! 91   = quatre-vingt-onze
72  = soixante-douze                                 92  = quatre vingt-douze
etc.                                                                     etc.

LET OP:
bij 81 en 91 geen et maar een streepje


Slide 39 - Slide

Apprendre/leren:
vocabulaire 
Réviser/Herhalen 
vocabulaire 

-DEVOIRS-

Slide 40 - Slide

Huiswerk, pour vendredi :
  • Apprendre 1 page 32
  • Online methode: civilisation
    (inhoudsopgave & quiz) 

Slide 41 - Slide