Les 6

Lesprogramma
- 10 minuten lezen in je leesboek
-  huiswerk bespreken
- uitleg bijstelling en bijvoeglijke bepaling
- zelfstandig aan de slag
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Lesprogramma
- 10 minuten lezen in je leesboek
-  huiswerk bespreken
- uitleg bijstelling en bijvoeglijke bepaling
- zelfstandig aan de slag

Slide 1 - Slide

10 minuten lezen

Slide 2 - Slide

Huiswerk bespreken
Uitlegfilmpje 'Bijvoeglijke bepaling' 
Theorie op bladzijde 47

Slide 3 - Slide

Kijk eens naar deze zin
Het jongetje, amper vijf jaar, kon praten als iemand van 40.

Eerst weet je alleen dat het om een jongetje gaat.
Daarna wordt de informatie bijgesteld: hij is vijf jaar.
Een bijstelling geeft dus extra informatie!
Deze informatie hoor bij het zelfstandig naamwoord in de zin: het jongetje.

Spreek de zin eens uit, wat valt je op?

Slide 4 - Slide

Bijstelling
  • Een bijstelling is geen zinsdeel, maar wel een onderdeel van een zinsdeel. 
  • Een bijstelling staat altijd tussen komma's of na een komma. 
  • Een bijstelling herhaalt een zaak of persoon, maar met andere woorden. 
  • Bevat GEEN persoonsvorm!


Slide 5 - Slide

Meer voorbeelden...
  1. Amsterdam, de hoofdstad van Nederland, is erg mooi.
  2. Het onderzoek werd geleid door de heer Pietersen, een deskundige op het gebied van belastingfraude.
  3. De heer Lubbers, de toenmalige minister-president, kon zich van dat voorval niets herinneren.

Slide 6 - Slide

De bijvoeglijke bepaling
  • De bijvoeglijke bepaling is GEEN zinsdeel, maar een deel van een andere zinsdeel.
  • De bijvoeglijke bepaling zegt iets over het zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
  •  De bijvoeglijke bepaling kan voor of achter een zelfstandig naamwoord staan.
  • Verwar een bijvoeglijke bepaling niet met een bijwoordelijke bepaling!


Slide 7 - Slide

De bijvoeglijke bepaling (bvb)
De glazen deuren van de grote supermarkt in Amersfoort zijn sinds vandaag defect.

stap 1 => ontleed de volledige zin en benoem alle zinsdelen
stap 2 => onderstreep de zelfstandige naamwoorden
stap 3 => kijk of er direct voor of achter het znw meer informatie wordt gegeven over 't znw en of je het in de zin weg kunt laten.

Slide 8 - Slide

nog meer voorbeelden
1. Peter heeft tijdens zijn vakantie op Mallorca veel terrasjes gepakt.
2. Tijdens de Nederlandse les hebben de vrolijke leerlingen mooie boeken van verschillende schrijvers gelezen.

3. Peter, de aardige buurman van nummer 4, heeft een nieuwe fiets gekocht.

Slide 9 - Slide

Huiswerk voor woensdag
Maak opdr. 11 en 13 op blz. 48 - 49.

Slide 10 - Slide