Uitleg present perfect/ past simple

Past simple
vs
Present perfect
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Past simple
vs
Present perfect

Slide 1 - Slide

Present perfect
Wanneer? 
  • Dat iets in het verleden is begonnen en nu nog steeds doorgaat.
  • Dat iets uit het verleden nu nog steeds belangrijk is. 

Hoe? 

Slide 2 - Slide

Present perfect
Wanneer? 
  • Dat iets in het verleden is begonnen en nu nog steeds doorgaat.
  • Dat iets uit het verleden nu nog steeds belangrijk is. 

Hoe? 

                                          1. werkwoord + ed
                                2. 3de rijtje onregelmatige ww

have / has + voltooid deelwoord

Slide 3 - Slide

Present perfect
Signaalwoorden voor de present perfect zijn:

always / yet / never / ever / for / since / how long / just / already


Examples: 
I have delivered my last newspapers.
She has always given me really good ideas.

Slide 4 - Slide

Present perfect


?
I have gone to Spain.


Slide 5 - Slide

Present perfect


?
I have gone to Spain.

I haven't gone to Spain.

Have I gone to Spain?

Slide 6 - Slide

May/ might be
Past simple
Wanneer? 
Als iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.

Hoe?
hele werkwoord + ed
OF
onregelmatige vorm (2e rij)

Slide 7 - Slide

May/ might be
Past simple
Wanneer? 
Als iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.

Signaalwoorden: 

in 2018 / yesterday / last weekend / two hours ago / a second ago / at three o'clock / this morning

Slide 8 - Slide

May/ might be
Past simple


-

?
I bought a bag yesterday
I walked to school this morning


Slide 9 - Slide

May/ might be
Past simple


-

?
I bought a bag yesterday
I walked to school this morning

I didn't buy a bag yesterday
I didn't walk to school this morning

Did I buy a bag yesterday?
Did I walk to school this morning?

Slide 10 - Slide

Wat is de betekenis van de past simple?
A
Als iets op dit moment gebeurt.
B
Als iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen.
C
Als iets in de toekomst zal gebeuren.
D
Als iets altijd gebeurt.

Slide 11 - Quiz

Hoe vorm je de past simple met een regelmatig werkwoord?
A
hele werkwoord + s
B
hele werkwoord + ing
C
hele werkwoord + ed
D
hele werkwoord + en

Slide 12 - Quiz

Hoe vorm je de past simple met een onregelmatig werkwoord?
A
hele werkwoord + s
B
hele werkwoord + ing
C
hele werkwoord + ed
D
elke onregelmatig ww heeft een eigen vorm

Slide 13 - Quiz

Wat is de betekenis van de present perfect?
A
Dat iets uit het verleden nu nog steeds belangrijk is.
B
Dat iets in het verleden is begonnen en nu nog steeds doorgaat.
C
Dat iets nooit is gebeurd.
D
Dat iets in de toekomst zal gebeuren.

Slide 14 - Quiz

Hoe vorm je de present perfect met een regelmatig werkwoord?
A
have / has + voltooid deelwoord
B
hele werkwoord + ing
C
hele werkwoord + ed
D
have / has + hele werkwoord

Slide 15 - Quiz

Past Simple / Present Perfect
The internet ___ (not exist) in 1980.

Slide 16 - Open question

Past Simple / Present Perfect
I ......... (know) Julie for three years already.

Slide 17 - Open question

Past Simple/ Present Perfect
She ____ (paint) the door. It is still wet.

Slide 18 - Open question

Past Simple <> Present Perfect
I ______ (to see) her last month.

Slide 19 - Open question

Past Simple <> Present Perfect
She ________(live) in London since 1994.

Slide 20 - Open question

Past Simple <> Present Perfect
When ________ (you/go) to Rome?

Slide 21 - Open question

Past Simple <> Present Perfect
I _____ never ________(receive) your letter.

Slide 22 - Open question