This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Focus & flow
Slide 1 - Slide
This item has no instructions
Leerdoel
Inzicht krijgen in concentratie
Slide 2 - Slide
This item has no instructions
Concentratie
Concentreren = ergens de aandacht op richten
Bij een goede concentratie kun je je langdurig en intensief op een taak richten
Bij een slechte concentratie vind je het moeilijk om je aandacht bij de opdracht te houden.
Slide 3 - Slide
Concentreren is ergens de aandacht op richten. Je kunt je bijvoorbeeld concentreren op een opdracht of op het verhaal dat de docent vertelt. Als je en goede concentratie hebt, kun je je langdurig en intensief op een taak richten. Als je concentratieproblemen hebt, vind je het moeilijk om je aandacht bij de opdracht te houden.
Heb jij een goede concentratie?
Ja
Soms
Nee
Slide 4 - Poll
This item has no instructions
Bevorderende en belemmerende factoren
Hoe het fysiek en emotioneel met je gaat
De leerstof
De docent
De omgeving
Slide 5 - Slide
Remmende en belemmerende factoren die invloed hebben op je concentratie zijn hoe het fysiek en emotioneel met jou gaat, de leerstof, de docent en de omgeving. Een remmende factor die betrekking heeft op jezelf is lichamelijk ziek zijn of emotionele problemen hebben. Maar je kunt ook snel afgeleid zijn wanneer de leerstof saai is of als je het erg druk hebt. De manier van lesgeven van de docent kan ook invloed hebben op je concentratie. Daarnaast kan de omgeving ook een belemmerende factor zijn, bijvoorbeeld wanneer andere leerlingen lawaai maken.
Focus en flow
Focus is het punt waar je de meeste aandacht op richt
Flow is jouw betrokkenheid waarbij jouw vaardigheidsniveau en uitdagingsniveau beide hoog zijn > balans tussen hoe moeilijk een taak is en hoe goed jij er in bent
Slide 6 - Slide
Concentratie heeft ook te maken met focus en flow. Wanneer je de juiste focus en flow hebt, heb je een goede concentratie. Focus is het punt waar je de meeste aandacht op richt. Bijvoorbeeld je leerboek of het bord waar de docent aantekeningen op maakt. Flow is jouw betrokkenheid waarbij jouw vaardigheidsniveau en uitdagingsniveau beide hoof zijn. Je moet dus zorgen dat er balans is tussen hoe moeilijk een taak is en hoe goed jij er in bent. Zo kun jij je optimaal concentreren.
Opdracht 1 - Het moordspel
Slide 7 - Slide
Het spel wordt gespeeld met vier deelnemers. Het doel van het spel is dat de spelers zonder te praten aan elkaar informatie doorgeven over de moord (moordenaar, locatie, moordwapen).
Speler 2, 3 en 4 gaan naar de gang. Zorg dat ze niets kunnen zien of horen. Aan speler 1 wordt de moordenaar, locatie van de moord en het moordwapen verteld. Daarna wordt speler 2 van de gang gehaald. Speler 1 beeldt eerst uit wie de moordenaar is. Er mag niet worden gepraat, maar wel geluid worden gemaakt. Speler 2 doet alles na wat speler 1 doet. Wanneer speler 2 denkt dat hij weet wie de moordenaar is, geeft hij speler 1 een hand. Daarna gaat speler 1 door met de locatie en het moordwapen. Als speler 2 niet weet wat de ander uitbeeldt, geeft speler 1 zelf een hand als hij niks meer weet. De docent kan ook ingrijpen als het te lang duurt. De docent kan ook ingrijpen als het te lang duurt.
Als speler 1 en 2 elkaar drie keer de hand hebben geschud, wordt speler 3 van de gang gehaald. Bovenstaande wordt herhaald, later ook met speler 4. Als speler 3 en 4 elkaar drie keer de hand hebben geschud, gaan alle spelers op chronologische spelvolgorde naast elkaar staan. Speler 4 mag als eerste raden. Als speler 4 het fout heeft, mogen speler 3 en 2 raden. Als het niet geraden wordt, geeft speler 1 het antwoord.
Nabespreken moordspel
Hoe was jouw concentratie?
Had je focus en flow?
Waar merkte je dat aan?
Slide 8 - Slide
This item has no instructions
Opdracht 2 - Jouw handtekening
Slide 9 - Slide
Voor deze opdracht is plakband nodig en voor iedere leerling twee pennen en één vel papier. Het vel papier wordt met plakband op de tafel vastgeplakt. De leerlingen gaan tegelijkertijd met de rechter- en linkerhand hun naam of handtekening opschrijven.
Deze opdracht doet een sterk beroep op je concentratie. Je moet veel en goed nadenken over hoe het werkt. Maar hoe vaker je dit oefent, hoe beter je deze taak kunt voltooien. Zo werkt het ook met leren: hoe vaker je de stof in kleine stukjes herhaalt, hoe beter het lukt en beklijft.