This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
0
Slide 8 - Video
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Wat is migratie?
A
verhuizen binnen eigen land
B
afscheiding van groepen
C
verhuizen over een bepaalde grens
D
vluchten voor een natuurramp
Slide 11 - Quiz
Multiculturele samenleving
A
Veel mensen uit dezelfde cultuur
B
Weinig mensen uit dezelfde cultuur
C
Veel mensen uit verschillende culturen
D
Weinig mensen uit verschillende culturen
Slide 12 - Quiz
José komt uit Spanje. Hij woont nu in Amsterdam. Voor Spanjaarden is hij een..
A
immigrant
B
emigrant
C
push-factor
D
vestigingsgebied
Slide 13 - Quiz
Wanneer er oorlog is in jouw land is dit een...
A
vertrekfactor
B
vestigingsfactor
Slide 14 - Quiz
Natuurramp
A
vertrekfactor
B
vestigingsfactor
Slide 15 - Quiz
Wanneer er veel werkgelegenheid is in jouw gebied is dit een ...
A
vertrekfactor
B
vestigingsfactor
Slide 16 - Quiz
De reden om ergens te vertrekken is....
A
push factor
B
pull factor
Slide 17 - Quiz
Mensen uit Syrië vertrekken naar Turkije vanwege de oorlog. Wat is die oorlog?
A
Een push-factor
B
Een pull-factor
C
Vertrekgebied
D
Emigratie
Slide 18 - Quiz
Immigranten uit Indonesië
A
uit de Nederlandse koloniën
B
arbeidsmigranten
C
vluchtelingen uit oorlogsgebied
Slide 19 - Quiz
Immigranten uit Suriname
A
uit de Nederlandse koloniën
B
arbeidsmigranten
C
vluchtelingen uit oorlogsgebied
Slide 20 - Quiz
Suriname was voor Nederland een vestigingskolonie
A
ja
B
nee
Slide 21 - Quiz
Immigranten uit Marokko
A
uit de Nederlandse koloniën
B
arbeidsmigranten
C
vluchtelingen uit oorlogsgebied
Slide 22 - Quiz
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
I. Kennismigranten hebben vaak een hoge opleiding. II. Een politieke vluchteling is een migrant.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
I en II zijn beide juist.
D
I en II zijn beide onjuist.
Slide 25 - Quiz
I. De meest illegalen komen naar Nederland als arbeidsmigranten. II. Kennismigranten uit landen buiten de EU mogen Nederland in als zij een beroep hebben waaraan in Nederland behoefte is.
A
I is juist, II is onjuist
B
I is onjuist, II is juist
C
I en II zijn beide juist
D
I en II zijn beide onjuist
Slide 26 - Quiz
Tegenwoordig komen er veel arbeidsmigranten uit...
A
Noord-Europa
B
Oost-Europa
C
Zuid-Europa
D
West-Europa
Slide 27 - Quiz
Welke uitspraak over arbeidsmigranten is waar?
A
De eerste arbeidsmigranten kwamen allemaal uit Marokko
B
Veel arbeidsmigranten kwamen uit voormalige koloniën.
C
In de jaren ’60 en ’70 kwamen veel arbeidsmigranten
D
Turkse arbeiders gingen na enkele jaren terug naar hun familie.
Slide 28 - Quiz
Arbeidsmigranten binnen de EU
A
Mogen zonder voorwaarden komen
B
Mogen Nederland in, onder voorwaarden
C
Mogen Nederland niet in
Slide 29 - Quiz
Kennismigranten van buiten de EU
A
Mogen zonder voorwaarden komen
B
Mogen Nederland in, onder voorwaarden
C
Mogen Nederland niet in
Slide 30 - Quiz
Hoe noem je vertrekredenen ook wel?
A
Pull-factoren
B
Push-factoren
C
Verhuis-factoren
Slide 31 - Quiz
•Vertrekredenen:
A
armoede en werkloosheid
B
discriminatie
en werk
C
godsdienst en veilig leven
D
werk en goede opleidingen
Slide 32 - Quiz
vestigingsredenen:
A
armoede en werkloosheid
B
discriminatie
en werk
C
godsdienst en veilig leven
D
werkeloosheid en goede opleidingen
Slide 33 - Quiz
Slide 34 - Video
Exit Ticket Hoe goed heb je de les begrepen?
😒🙁😐🙂😃
Slide 35 - Poll
Was alles duidelijk? Is er nog iets waar je graag meer uitleg over hebt?