6 feb 2d

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning

Formuleren:
verwijswoorden
trappen van vergelijking (als/dan)

Slide 2 - Slide

Formuleren
Gebruik de juiste woorden in een zin. 

Waarom moet je dit kunnen?
Je leert hoe je je teksten duidelijker kunt maken door de juiste verwijswoorden en signaalwoorden te kiezen. 
Je wordt een betere schrijver!

Slide 3 - Slide

huiswerk

Lees de theorie op bladzijde 251 (verbanden tussen zinnen) en maak opdracht 3 (blz. 251)

Klonk bekend, toch?

Slide 4 - Slide

huiswerk
  1. omdat: signaalwoord voor een reden
  2. zoals: signaalwoord voor een voorbeeld
  3. tenzij: signaalwoord voor een voorwaarde
  4. eerst, daarna -> tijd (chronologie)
  5. maar -> tegenstelling
  6. Als gevolg van/door  -> oorzaak - gevolg

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Welk verwijswoord?
Er hangt een mooie poster in het bushokje. Ik zou ... wel willen hebben.
A
het
B
dat
C
die

Slide 8 - Quiz

Welk verwijswoord?
Dit is een heel mooi boek. Heb jij ... al gelezen?
A
die
B
dat

Slide 9 - Quiz

Welk verwijswoord?
Mijn zak snoep is al op, maar ... van jou is nog lang niet leeg.
A
die
B
dat

Slide 10 - Quiz

De huurcommissie (v) heeft ... volgende vergadering aanstaande vrijdag.
A
haar
B
zijn

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Slide

Wanneer gebruik je 'als' en 'dan'
Hij is groter als mij...  / Hij is even groot dan ik

Regel (noteer):
Na de stellende trap gebruik je 'als'. Vaak is dat in zinnen met 'even' of 'net zo'
Na de vergrotende trap gebruik je 'dan'. 

Hij is even groot als ik. Hij is groter dan ik. 


Slide 13 - Slide

Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder ... zoute.

Let op: is 'lekkerder' een stellende trap of een vergrotende trap?
A
dan
B
als

Slide 14 - Quiz

In de eerste ronde was Eric bijna net zo snel ... Pieter.

Let op: is 'snel' een stellende trap of een vergrotende trap?
A
dan
B
als

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Bert lijkt groter dan Ina, maar is in werkelijkheid even groot als ...
A
zij
B
haar

Slide 17 - Quiz

Robbert kan veel harder lopen dan ...
A
ik
B
mij

Slide 18 - Quiz

Aan de slag!
Maak: in Teams/opdrachten
Formuleren H2: oefening verwijswoorden en als/dan
teams code: mwpdi58
Klaar? Maak opdracht 5 (blz. 253)

Het huiswerk noteer ik in Magister. 

Slide 19 - Slide