H4 - schrijfvaardigheid

Titels
A. De lezer motiveren de tekst te lezen: een motiverende titel

B. De mening van de auteur weergeven: een overtuigende titel


C. Het vaststellen van een nieuwsfeit: een informatieve titel
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Titels
A. De lezer motiveren de tekst te lezen: een motiverende titel

B. De mening van de auteur weergeven: een overtuigende titel


C. Het vaststellen van een nieuwsfeit: een informatieve titel

Slide 1 - Slide

'Een stralende toekomst'
A
informerende titel
B
motiverende titel
C
overtuigende titel

Slide 2 - Quiz

'Wapenwet in de VS'
A
informerende titel
B
motiverende titel
C
overtuigende titel

Slide 3 - Quiz

'Ja, ik wil niet meer'
A
informerende titel
B
motiverende titel
C
overtuigende titel

Slide 4 - Quiz

'Stuiterend in de klas'
A
informerende titel
B
motiverende titel
C
overtuigende titel

Slide 5 - Quiz

Een ondertitel is altijd een motiverende titel.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

'Mobieltjes in de klas'
A
informerende titel
B
motiverende titel
C
overtuigende titel

Slide 7 - Quiz

'Smartphoneverbod is zo slecht nog niet'
A
informerende titel
B
motiverende titel
C
overtuigende titel

Slide 8 - Quiz

'Lever maar in die telefoon'
A
informerende titel
B
motiverende titel
C
overtuigende titel

Slide 9 - Quiz

'Telefoonverbod enige oplossing'
A
informerende titel
B
motiverende titel
C
overtuigende titel

Slide 10 - Quiz

'Telefoons in de klas'
A
Informerende titel
B
Motiverende titel
C
Overtuigende titel

Slide 11 - Quiz

Hoofdgedachte
Er zijn twee soorten hoofdgedachtes:
1. Informerend = een constatering / feit Het tekstdoel is dan informeren of opiniëren.
2. Overtuigend = een mening / standpunt Het tekstdoel is dan overtuigen of activeren.

Slide 12 - Slide

Driekwart van de Nederlandse speelfilms is gebaseerd op een Nederlandse roman.
A
Constatering/ feit
B
Mening/ standpunt

Slide 13 - Quiz

De verfilming van een boek is meestal minder indrukwekkend dan de roman die eraan ten grondslag ligt.
A
Constatering/ feit
B
Mening/ standpunt

Slide 14 - Quiz

Iedereen moet de nieuwste film van Leonardo di Caprio gaan kijken.
A
Constatering/ feit
B
Mening/ standpunt

Slide 15 - Quiz

De meningen verschillen over de vraag of het boek of de film van Harry Potter beter is.
A
Constatering/ feit
B
Mening/ standpunt

Slide 16 - Quiz

Inleiding
Alinea 1: aandacht trekken

  1. actualiteit
  2. geschiedenis
  3. anekdote/ voorbeeld
  4. belang aangeven

Slide 17 - Slide

Inleiding
Alinea 2: onderwerp introduceren

  1. vragen stellen 
  2. opbouw tekst aankondigen 
  3. mening (standpunt) verkondigen
  4. probleem formuleren

Slide 18 - Slide

Nienke en Peter, een stel uit Amstelveen, hebben het voor de buitenwereld goed voor elkaar: een mooi huis, een goede baan en een gelukkig huwelijk. Toch ontbreekt er in hun ogenschijnlijk ideale leventje nog iets: ze zouden graag een kind willen. Omdat Nienke onvruchtbaar is, zullen ze dit niet op de ‘normale’ manier kunnen krijgen. Ze besluiten dus om over te gaan tot adoptie. Na veel zoeken en wachten komen ze uiteindelijk uit bij een meisje uit China, dat nu net een jaar is en in een kindertehuis leeft. Een lange procedure, veel geld en een heleboel geduld verder staan ze op het vliegveld om hun kind in ontvangst te nemen. Nienke en Peter hebben nu een gelukkig, compleet gezinnetje.
A
actualiteit
B
geschiedenis
C
voorbeeld
D
belang aangeven

Slide 19 - Quiz

Toch blijkt de adoptie van kinderen uit het buitenland niet altijd vlekkeloos te verlopen. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de gegevens van kinderen vervalst zijn, dat ze helemaal geen wees zijn. Er wordt gesproken van kinderhandel in plaats van adoptie. Soms komen er zelfs verhalen naar buiten over kinderroof. Hoe vaak komt het voor dat een adoptie van een kind uit het buitenland niet helemaal volgens de regels gegaan is? Wat kan er allemaal fout gaan? En de belangrijkste vraag is natuurlijk: hoe kunnen we ervoor zorgen dat het in de toekomst niet meer fout gaat?
A
vragen stellen
B
opbouw aankondigen
C
standpunt verkondigen
D
probleem formuleren

Slide 20 - Quiz

Openingszin
• Een intrigerende vraag
Voorbeeld: Waarom denken veel mensen – waarschijnlijk ook u! – dat wiskunde moeilijk is?

• Schokkende of opvallende cijfers
Voorbeeld: Een op de tweehonderd inwoners van de Verenigde Staten zit achter slot en grendel.

• Een paradox (schijnbare tegenstelling)
Voorbeeld: Onze kennis van de wereld wordt steeds groter en tegelijkertijd weten we steeds minder.

• Een prikkelend citaat
Voorbeeld: “Er zijn drie soorten leugens: leugens, keiharde leugens en statistieken,” zei Benjamin Disraeli.

• Een suggestieve of raadselachtige opsomming
Voorbeeld: Een geweer, een koe, een boom en een vrouw. Wat hebben deze woorden met elkaar te maken?

Slide 21 - Slide

Hoe opent de schrijver deze inleiding?
Gisteren zijn er duizenden gewonden gevallen bij de bestorming van het Capitool.
A
Intrigerende vraag
B
Schokkende of opvallende cijfers
C
Paradox (schijnbare tegenstelling)
D
Prikkelend citaat

Slide 22 - Quiz

Hoe opent de schrijver deze inleiding?
Is de media onbetrouwbaar of vertellen zij de waarheid?
A
Intrigerende vraag
B
Schokkende of opvallende cijfers
C
Paradox (schijnbare tegenstelling)
D
Prikkelend citaat

Slide 23 - Quiz

Hoe opent de schrijver deze inleiding?
Een clown, een oproerkraaier en bijna verleden tijd. Wat hebben deze woorden met elkaar gemeen?
A
Intrigerende vraag
B
Schokkende of opvallende cijfers
C
Suggestieve of raadselachtige opsomming
D
Prikkelend citaat

Slide 24 - Quiz

Hoe opent de schrijver deze inleiding?
"He didn't make the world great again"
A
Intrigerende vraag
B
Schokkende of opvallende cijfers
C
Paradox (schijnbare tegenstelling)
D
Prikkelend citaat

Slide 25 - Quiz

Slot
Een goed geschreven tekst wordt afgerond met een slot. Een goed slot is kort, maar krachtig.

Het goed slot bevalt altijd:
• Hoofdgedachte = conclusie van de tekst, in één zin de tekst samengevat
     Wordt vaak aangeduid met een signaal(woord), bijvoorbeeld: kortom, al met al, dus, kort samengevat, etc.
• Cirkel rondmaken = terugkomen op de aandachtstrekker uit de inleiding
• Uitsmijter = pakkende slotzin

Daarnaast kan het slot (een combinatie van) de volgende elementen bevatten:
• Korte samenvatting (alleen bij lange teksten)
• Toekomstverwachting (komt vaak voor bij de verleden/heden(/toekomst)structuur)
• Aansporing / aanbeveling (komt vaak voor bij een betoog of activerende tekst)
• Afweging (komt vaak voor bij een beschouwing)

Slide 26 - Slide

Slot
Wat doe je niet in een slot?
• Nieuwe informatie vertellen / een nieuw deelonderwerp aansnijden
• Met een algemene zin afsluiten
Bijvoorbeeld: “De tijd zal het leren.” / “Het is een lastige kwestie en dat zal het altijd blijven.”
• ‘Einde’ onder de tekst zetten


Slide 27 - Slide

Welke onderdelen moeten verplicht in het slot?

Slide 28 - Open question

Welk van de onderstaande onderdelen is optioneel in het slot?
A
Cirkel rondmaken
B
Afweging
C
Uitsmijter
D
Hoofdgedachte

Slide 29 - Quiz

Wat doe je absoluut niet in het slot?

Slide 30 - Open question

Middenstuk

Slide 31 - Slide

Benoem alle begrippen waar je aan denkt bij een middenstuk

Slide 32 - Open question

Tekststructuren
  1. Argumentatie
  2. Aspecten
  3. Probleem/ oplossing
  4. Verklaring
  5. Verleden/ heden/ toekomst
  6. Voor- en nadelen
  7. Vraag/ antwoord

Slide 33 - Slide

Bij welke structuur komt deze indeling voor?
Inleiding: stelling, standpunt
A
Aspecten
B
Verklaring
C
Argumentatie
D
Vraag/ antwoord

Slide 34 - Quiz

Bij welke structuur komt deze indeling voor?
Inleiding: probleem
A
Probleem/ oplossing
B
Verklaring
C
Argumentatie
D
Vraag/ antwoord

Slide 35 - Quiz

Bij welke structuur komt deze indeling voor?
Inleiding: onderwerp
A
Aspecten
B
Verklaring
C
Argumentatie
D
Vraag/ antwoord

Slide 36 - Quiz

Deelonderwerpen
Het onderwerp van een tekst wordt in het middenstuk uitgewerkt in deelonderwerpen.
• Vragen uit de inleidingen worden beantwoord 
• Het standpunt wordt beargumenteerd
• Er worden oplossingen gegeven voor het probleem
• Er worden verklaringen voor het probleem gegeven

Het middenstuk bevat een aantal deelonderwerpen. Soms bestaat een deelonderwerp uit één alinea. Soms gaan twee of drie alinea’s over hetzelfde deelonderwerp. Een alinea gaat nooit over meer dan één deelonderwerp.

Vaak wordt een deelonderwerp geformuleerd als een vraag, maar dat hoeft niet per se. Je kunt ze ook als informatieve tussenkopjes formuleren. 


Slide 37 - Slide

Beschrijf mogelijke deelonderwerpen bij het onderwerp: "Middelbare scholen gesloten"

Slide 38 - Open question

Alinea's en kernzinnen
Elke tekst is opgebouwd uit alinea’s. Een goede alinea kan op verschillende manieren opgebouwd zijn. Hieronder vind je de drie meest voorkomende manieren om een alinea op te bouwen.
1. Structurerende zin + kernzin + verdere uitleg bij de kernzin
2. Kernzin + verdere uitleg bij de kernzin
3. Uitleg bij de kernzin + kernzin (verwoord als conclusie of samenvatting)

Slide 39 - Slide

Hoe is deze zin opgebouwd?
Hoewel de videoscheidsrechter diverse voordelen heeft, zijn er ook een paar nadelen, zoals het stilleggen van het spel en oneerlijke beslissingen.
A
Structurerende zin + kernzin + uitleg kernzin
B
Kernzin + uitleg kernzin
C
Uitleg kernzin + kernzin (conclusie of samenvatitng)

Slide 40 - Quiz

Hoe is deze zin opgebouwd?
Het invoeren van de videoscheidsrechter kan positief uitwerken. Het eerste voordeel is dat wedstrijden eerlijker verlopen. Dit kan namelijk gecontroleerd worden.
A
Structurerende zin + kernzin + uitleg kernzin
B
Kernzin + uitleg kernzin
C
Uitleg kernzin + kernzin (conclusie of samenvatitng)

Slide 41 - Quiz

Hoe is deze zin opgebouwd?
Een pluspunt is dat spelers veel makkelijker een beslissing van het arbitrale team zullen accepteren. Voetballers hebben de gewoonte om bij elke beslissing de scheidsrechter te bestormen.
A
Structurerende zin + kernzin + uitleg kernzin
B
Kernzin + uitleg kernzin
C
Uitleg kernzin + kernzin (conclusie of samenvatitng)

Slide 42 - Quiz

Hoe is deze zin opgebouwd?
Op de tribune zal het er rustiger aan toegaan. Kortom, er is minder frustratie bij spelers, de trainers en het publiek.
A
Structurerende zin + kernzin + uitleg kernzin
B
Kernzin + uitleg kernzin
C
Uitleg kernzin + kernzin (conclusie of samenvatitng)

Slide 43 - Quiz