Spelling werkwoorden §10 Aanvoegende en gebiedende wijs NN 7e editie 2 vwo

PROGRAMMA
Lezen
Werkwoordspelling
1 / 49
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

PROGRAMMA
Lezen
Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

timer
10:00

Slide 2 - Slide

Werkwoordspelling

Slide 3 - Slide

Werkwoordsvormen RENNEN
GW
PV TT
PV VT
VD
OD
BN
INF
timer
3:00

Slide 4 - Slide

Werkwoordsvormen RENNEN
GW              Ren!
PV TT         Ik ren, jij rent, ren jij? Wij rennen
PV VT         Ik rende, wij renden
VD               Ik heb gerend.
OD               Rennend kwam hij haar tegemoet.
BN               De rennende man ( van OD) De gerende race (van VD)
INF               Zij loopt de hele dag te rennen. Hij is aan het rennen.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Je bent gek als je veel betaald voor een strak lichaam.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

PROGRAMMA
Lezen
Werkwoordspelling

Slide 9 - Slide

timer
10:00

Slide 10 - Slide

Gebiedende wijs
  • Hoe schrijf je de gebiedende wijs?

  • Als de ik-vorm tegenwoordige tijd:

  • Breng dat direct naar huis.
  • Gooi dat in de prullenbak!

Slide 11 - Slide

Gebiedende wijs
De gebiedende wijs enkelvoud wordt gebruikt zonder onderwerp en heeft dezelfde vorm als de stam van het werkwoord:
  • Loop door.
  • Eet je bord leeg.
  • Schrijf dat op.

Soms wordt de infinitief gebruikt:
  • Niet roken.
  • Deur sluiten.

Slide 12 - Slide

PROGRAMMA
timer
20:00

Slide 13 - Slide

PROGRAMMA
Lezen
Werkwoordspelling

Slide 14 - Slide

timer
10:00

Slide 15 - Slide

Aanvoegende wijs (Conjunctief )
  • Wens, aansporing, toegeving, gevoel van berusting
  • Infinitief - n.
Lang leve de koningin.
God hebbe zijn ziel.
Men neme een kilo suiker.
Helaas, het zij zo.

Slide 16 - Slide

Aanvoegende wijs
* werkwoord staat in tegenwoordige tijd
* eindigt (meestal) op een 'e' 

Let op: bij het werkwoord 'zijn' krijg je de verledentijdsvorm:

Bijv.: Ware het niet dat jullie vorig jaar ijsvrij kregen?

Slide 17 - Slide

Aanvoegende wijs
Zo waarlijk helpe mij God almachtig.
Hoe het ook zij, ze gaat gewoon naar school.
De hemel beware me.
Redde wie zich redden kan.
Ware hij op tijd gekomen, dan had hij het examen kunnen maken.




Slide 18 - Slide

blz. 260

Maak opdracht 1, 2 en 3.

Slide 19 - Slide

Het (gebeuren) niet vaak dat een dokter zelf (bloeden).
A
Gebeurt, bloed
B
Gebeurt, bloedt
C
Gebeurd, bloedt
D
Gebeurd, bloed

Slide 20 - Quiz

De vrouw (verhuizen) een week nadat het was (gebeuren).
A
Verhuiste, gebeurt
B
Verhuiste, gebeurd
C
Verhuisde, gebeurt
D
Verhuisde, gebeurd

Slide 21 - Quiz

De (redden) schipbreukelingen werden (ondervragen).
A
geredden, ondervraagt
B
geredde, ondervraagt
C
geredde, ondervraagd

Slide 22 - Quiz

timer
5:00

Slide 23 - Slide

timer
10:00

Slide 24 - Slide

                        PROGRAMMA
- Lezen
                                           - werkwoordspelling   


Gelieve volgens de plattegrond te gaan zitten.
                            

Slide 25 - Slide

timer
10:00

Slide 26 - Slide

Weet je nog?
1. Wat is dat voor een werkwoordsvorm: 
de aanvoegende wijs?
Hoe schrijf je dat eigenlijk?
En wanneer?
2. Wat is dat voor een werkwoordsvorm: de gebiedende wijs?
Hoe schrijf je dat?
En wanneer?

timer
2:00

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Ik weet het weer!
1. de aanvoegende wijs 
schrijf je met hele werkwoord -n. 
Je gebruikt het als een wens, een aansporing,
een toegeving, berusting of een niet-werkelijkheid.
2. de gebiedende wijs
schrijf je als een ik-vorm. Je gebruikt het als een bevel, advies of waarschuwing. Het heeft geen onderwerp.


Slide 29 - Slide

blz. 260              Opdracht 1
a wende men zich tot de informatiebalie (aansporing)
b Uw wil geschiede (wens/berusting)
c Hoe het ook zij (berusting)
d ‘Redde wie zich redden kan!’ (aansporing)
e , als ware het een kleinigheid. (niet-werkelijkheid)
f Moge het lot u gunstig gezind zijn.’ (wens)

Slide 30 - Slide

blz. 261              Opdracht 2
1 ‘Kinderen, kijk goed uit bij het oversteken’, waarschuwde de juf.
2 ‘Word nu toch eindelijk eens wat verstandiger!’
3 ‘Pas op, brand je vingers niet aan die hete pan!’ riep de kok.
4 ‘Wees niet bang, meisje’, zei de wolf tegen Roodkapje.
5 ‘Houd goede moed, mensen. Aan deze ellende komt snel een eind.’


Slide 31 - Slide

blz. 261            Opdracht 3
1 Kleed je warm aan, want buiten is het behoorlijk koud.
2 Help me even die zware kast te verplaatsen.
3 Meld elke vernieling die je ziet, onmiddellijk bij de schoolleiding.
4 Reken maar niet op mijn hulp bij je verhuizing.
5 Schrijf namen van personen altijd met een hoofdletter.
6 Vind tegenwoordig in deze stad maar eens een goede timmerman.

Slide 32 - Slide

          blz. 261
                          
                           Maak opdracht 4 
                        en begin alvast met 5.
                          

Slide 33 - Slide

                        PROGRAMMA
- Lezen
                                           - werkwoordspelling   


Gelieve volgens de plattegrond te gaan zitten.
                            

Slide 34 - Slide

blz. 261            Opdracht 4
a De trainer zei tegen de honkballers: ‘Houd de knuppel goed vast.’
(gw)
b Vermoed je dat je door die handelaar bedrogen bent?
(pvtt)
c In criminele kringen geldt: verraad nooit je vrienden aan de politie.
(gw)
d Je verbindt je aan erg strenge voorwaarden, als je dit contract tekent.
(pvtt)
e Weet u wanneer de commissie haar onderzoek afrondt?
(pvtt)
f De begeleider zei tegen de stagiair: ‘Duld geen tegenspraak van de leerling.’
(gw)
                                 Welke persoonsvormen zie je nog meer in deze zinnen?


Slide 35 - Slide

Nog meer persoonsvormen
a De trainer zei tegen de honkballers: 
Houd de knuppel goed vast.’ 
b Vermoed je dat je door die handelaar bedrogen bent
c In criminele kringen geldt: verraad nooit je vrienden aan de politie. 
d Je verbindt je aan erg strenge voorwaarden, als je dit contract tekent
e Weet u wanneer de commissie haar onderzoek afrondt
f De begeleider zei tegen de stagiair: ‘Duld geen tegenspraak van de leerling.’ 
                                 


Slide 36 - Slide

Werkwoordsvormen RENNEN
GW              Ren!
PV TT         Ik ren, jij rent, ren jij? Wij rennen
PV VT         Ik rende, wij renden
VD               Ik heb gerend.
OD               Rennend kwam hij haar tegemoet.
BN               De rennende man ( van OD) De gerende race (van VD)
INF               Zij loopt de hele dag te rennen. Hij is aan het rennen.

Slide 37 - Slide

blz. 261                            opdracht 5
Luister naar de denkstappen
en noteer de 
antwoorden in 
je schrift.
Alleen thuis 
met Kerst

Slide 38 - Slide

Blz. 261           opdracht 5
a. Elke kerst wordt (pvtt) 
de alom bewonderde (bn) filmklassieker 
Home Alone op televisie vertoond. (vd)

Slide 39 - Slide

Blz. 261           opdracht 5
b. Maar wat nog leuker is: 
vind (gw) de juiste steentjes en 
bouw (gw) zelf het huis van Kevin McCallister. 

Slide 40 - Slide

Blz. 261           opdracht 5
c. Lego produceert (pvtt) namelijk een replica van het pand.  

Slide 41 - Slide

Blz. 261           opdracht 5
d. Al bouwend (od) ontdek je dat aan alles wordt(pvtt) gedacht (vd), zelfs aan het kabelbaantje waarlangs Kevin via zijn boomhut ontsnapt. (pvtt)

Slide 42 - Slide

Blz. 261           opdracht 5
 e. Als de bouw voltooid (vd) is, 
kan de populaire film worden (inf) nagespeeld, (vd)
want Kevin wordt (pvtt) als legopoppetje meegeleverd (vd), evenals moeder Kate en de inbrekers Harry en Marv. 

Slide 43 - Slide

Blz. 261           opdracht 5
f. Hun busje vind (pvtt) je ook in de doos. 

Slide 44 - Slide

Blz. 261           opdracht 5
g. Het bouwen wordt (pvtt) vast 
een inspirerend (bn) klusje, want er moeten 3995 steentjes op de juiste plek worden geplaatst (vd) en dat vereist (pvtt)creativiteit. 

Slide 45 - Slide

Blz. 261           opdracht 5
h. De legoset ontstond (pvvt) in het brein van de 28-jarige Alex Storozhuk uit Oekraïne. 

Slide 46 - Slide

Blz. 261           opdracht 5
i. ‘Ik ben met Home Alone opgegroeid’ (vd), 
zegt hij. 

Slide 47 - Slide

Blz. 261           opdracht 5
j. ‘Deze set voert (pvtt)me terug 
naar mijn jeugd.’

Slide 48 - Slide

              morgen
                       Niets meenemen, 
                                                    alleen een pen!                     

Slide 49 - Slide