Voca, écrire, intro grammaire II

Aujourd'hui lundi le 21 février
Lesdoelen -> Aan het eind van de les ...
  • heb je met het vocabulaire geoefend
  • kun je het werkwoord écrire vervoegen 
  • weet je hoe het zit met het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp en als meewerkend voorwerp (grammaire II)
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Aujourd'hui lundi le 21 février
Lesdoelen -> Aan het eind van de les ...
  • heb je met het vocabulaire geoefend
  • kun je het werkwoord écrire vervoegen 
  • weet je hoe het zit met het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp en als meewerkend voorwerp (grammaire II)

Slide 1 - Slide

het wachtwoord
A
le chargeur
B
l'écran
C
le mot de passe
D
les données

Slide 2 - Quiz

spannend
A
librement
B
captivant
C
pourtant
D
accro

Slide 3 - Quiz

eigenlijk
A
en fait
B
tout de suite
C
pourtant
D
sinon

Slide 4 - Quiz

quotidien, quotidienne
A
grappig
B
anders, zo niet
C
regelmatig
D
dagelijks

Slide 5 - Quiz

la blague
A
grappig
B
de volger
C
de grap
D
het kanaal

Slide 6 - Quiz

(Schrijf jij) ... toujours avec un stylo?

Slide 7 - Open question

Hij schreef
A
Il écrit
B
Il écrira
C
Il écrirait
D
Il écrivait

Slide 8 - Quiz

Pendant les cours, (men heeft geschreven) ... dans les cahiers.

Slide 9 - Open question

Wij zouden schrijven
A
Nous écrivons
B
Nous écrivions
C
Nous écririons
D
Nous écrirons

Slide 10 - Quiz

Maak de juiste combinaties
Ik schrijf
Jij zult schrijven
Jij schreef
Ik zal schrijven
Men zou schrijven
Wij schreven
Wij schrijven
Men heeft geschreven
J'écris
Tu écriras
Tu écrivais
J'écrirai
On écrirait
Nous écrivions
Nous écrivons
On a écrit

Slide 11 - Drag question

Wat is een
lijdend voorwerp?

Slide 12 - Mind map

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:

Tu connais la mère de Suzanne?

Slide 13 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:

J'ai posté une photo de ma famille sur Instagram.

Slide 14 - Open question

Wat is een
meewerkend voorwerp?

Slide 15 - Mind map

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin:

Il écrit une lettre à son grand-père.

Slide 16 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp in deze zin:

Mon père a donné un cadeau à mon frère.

Slide 17 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:

Mon père a donné un cadeau à mon frère.

Slide 18 - Open question

Het lijdend voorwerp vervangen door persoonlijke voornaamwoorden
- mannelijk enkelvoud vervang je door le
- vrouwelijk enkelvoud vervang je door la
- meervoud vervang je door les

le en la veranderen voor een klinker/stomme h in l'

Slide 19 - Slide

Plek in de zin van le, la, l', les
1. Staat er een heel ww in de zin? Dan direct voor het hele ww.
2. Anders direct voor de persoonsvorm (= het vervoegde ww).

Je vais regarder ce film ce soir.  Je vais le regarder ce soir.
Tu vois ta tante souvent? Oui, je la vois chaque week-end.
Vous avez lu les livres? Oui, nous les avons lu.

Slide 20 - Slide

Tu connais la mère de Suzanne?
A
Tu la connais?
B
Tu la connais de Suzanne?
C
Tu les connais?
D
Tu connais la?

Slide 21 - Quiz

Tu as vu le film Intouchables?
A
Oui, j'ai vu le.
B
Oui, je l'ai vu.
C
Oui, j'ai le vu.
D
Oui, le j'ai vu.

Slide 22 - Quiz

Vous allez faire les devoirs?
A
Bien sûr, nous allons les faire.
B
Non, nous n'allons pas les faire.
C
Oui, nous les allons faire.
D
Non, nous ne les allons pas faire.

Slide 23 - Quiz

Het meewerkend voorwerp vervangen door persoonlijke voornaamwoorden
het wordt voorafgegaan door voorzetsels à, au, aux 
(téléphoner à, donner à, parler à, écrire à)

- enkelvoud mannelijk en vrouwelijk > lui
- meervoud > leur

dit geldt alleen voor personen

Slide 24 - Slide

Plek in de zin van lui en leur
1. Staat er een heel ww in de zin? Dan direct voor het hele ww.
2. Anders direct voor de persoonsvorm (= het vervoegde ww).

Tu vas parler à ton prof? Oui, je vais lui parler. 
Il a téléphoné à sa tante. Il lui a téléphoné.
J'écris une lettre à mes grands-parents. Je leur écris une lettre.

Slide 25 - Slide

Tu n'as pas demandé à Claire de t'aider?
A
Tu lui n'as pas demandé?
B
Tu ne lui as pas demandé?
C
Tu n'as pas lui demandé?
D
Tu ne l'as pas demandé?

Slide 26 - Quiz

Charlie écrit un mail à son oncle.
A
Charlie lui écrit un mail.
B
Charlie écrit lui un mail.
C
Charlie leur écrit un mail.
D
Charlie écrit leur un mail.

Slide 27 - Quiz

Nous allons téléphoner à Simon et Malissa.
A
Nous leur allons téléphoner.
B
Nous les allons téléphoner.
C
Nous allons leur téléphoner.
D
Nous allons les téléphoner.

Slide 28 - Quiz

Aujourd'hui lundi le 21 février
Lesdoelen -> Aan het eind van de les ...
  • heb je met het vocabulaire geoefend
  • kun je het werkwoord écrire vervoegen 
  • weet je hoe het zit met het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp en als meewerkend voorwerp (grammaire II)

Slide 29 - Slide

Verder oefenen
  • vocabulaire > herhalen appr. 1 + 2, leren appr. 4
  • écrire > leren appr. 3 + ww blad, maken ex. 8F en 8G
  • persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp en als meewerkend voorwerp > leren appr. 5, maken ex. 16B + 16C

(rood = huiswerk)


Slide 30 - Slide