This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Romantiek oefentoets
Slide 1 - Slide
Noem drie blaasinstrumenten die de melodiepartij geheel of gedeeltelijk spelen. Schrijf: 1. 2. enz. (alfabetische volgorde)
Slide 2 - Open question
Noem een verschil tussen het klassieke symfonieorkest en het romantische symfonieorkest
Slide 3 - Mind map
Romantisch symfonie orkest
Slide 4 - Slide
De pianist speelt met het tempo. Hij vertraagt en versnelt om het spel expressiever te maken. De technische term hiervoor is:
A
rubato
B
versieringen
C
ritenuto
D
accelerando
Slide 5 - Quiz
Wat is de technische term voor het spelen van de tonen van een akkoord van hoog naar laag, of laag naar hoog, over meerdere octaven?
A
Arpeggio
B
Pizzicato
C
Legato
D
Chromatiek
Slide 6 - Quiz
Welke onderstaande reeks is chromatisch?
A
c - d - e - f
B
f - fis - g - gis - a
C
e - f - g - gis
D
a - c - e - a
Slide 7 - Quiz
In dit fragment spelen 4 hoorns. Op welke manier bewegen de hoorn 1 (hoogste partij) en hoorn 4 (de laagste partij) zich ten opzichte van elkaar in de tweede helft van het fragment? Geef de technische term.
Luisterfragment 4 hoorns
Slide 8 - Open question
Geef de volledige naam van de drie akkoorden die de hoorns achtereenvolgens spelen. Let op de sleutels! Denk aan de sneeuwpoppetjes.
Slide 9 - Open question
De melodie van fragment 2 is hetzelfde als de melodie van fragment 1, maar lager.
Wat is het verschil in toonhoogte tussen melodie 1 en melodie 2?
Fragment 1
Fragment 2
A
Een grote secunde lager
B
Een reine kwart lager
C
Een groot octaaf lager
D
Een reine priem lager
Slide 10 - Quiz
In het begin van het fragment speelt de hoorn het weergegeven stijgende motief. Daarna wordt het motief een aantal keren, al dan niet gevarieerd herhaald. Hoe vaak wordt het motief (al dan niet gevarieerd) in totaal gespeeld? Let op: tel het eerste (weergegeven) motief mee en ga alleen uit van de stijgende motieven.
A
6 keer
B
7 keer
C
8 keer
D
9 keer
Slide 11 - Quiz
Het fragment bestaat uit twee gedeeltes: A - A' In zowel A als A' vindt een spanningstoename plaats, maar in A' is de spanningstoename groter. Noem twee verschillen tussen A en A' die bijdragen aan een grotere spanningstoename in A'. Ga in je antwoord uit van A'.
Slide 12 - Open question
Het fragment is het slot. Het deel sluit drie keer af met dezelfde samenklank.
Met welke samenklank sluit het deel af?
A
Unisono
B
Grondtoon + kwint
C
Majeur akkoord
D
Mineur akkoord
Slide 13 - Quiz
In het begin van dit werk bestaat de begeleiding alleen uit lage strijkers en orgel. Geef de technische term voor de speelwijze van de lage strijkers.
Slide 14 - Open question
Als je denkt aan strijkers.. welke muzikale termen komen er dan nog meer in je op?
Slide 15 - Mind map
Slide 16 - Slide
Het antwoord
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Wat is een motief?
A
Een stukje melodie
B
Een gedeelte van het thema
C
het aantal noten wat tussen twee rusten in staat
D
een motief is een speelwijze van blazers
Slide 19 - Quiz
Slide 20 - Slide
Je antwoord op de vorige vraag
Slide 21 - Open question
Wat is een sequens?
Slide 22 - Open question
Slide 23 - Slide
Wat is een tegenmelodie?
Slide 24 - Open question
Slide 25 - Slide
Wat betekent Unisono?
Slide 26 - Open question
Slide 27 - Slide
Antwoord vraag 30:
A
B
B
C
C
A
Slide 28 - Quiz
Slide 29 - Slide
Antwoord vraag 31:
A
B
B
C
C
A
Slide 30 - Quiz
Slide 31 - Slide
Je antwoord
Slide 32 - Open question
Slide 33 - Slide
Wat is een muzikale zin?
A
een muzikale eenheid van een aantal maten
B
een regel
C
een soort vraag-antwoord in de muziek
D
het thema van een compositie
Slide 34 - Quiz
Slide 35 - Slide
Je antwoord op vraag 33
Slide 36 - Open question
Slide 37 - Slide
Zeg het maar...
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 38 - Quiz
Slide 39 - Video
Is dit een coupletlied of een doorgecomponeerd lied? Leg uit.