Leren voor PTO

Op tafel: laptop, 
kern, map/pen

telefoon in zakkie
timer
3:00
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Op tafel: laptop, 
kern, map/pen

telefoon in zakkie
timer
3:00

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
  1. Boekopdracht inleveren
  2. Vragen over wat je moet doen voor PTO? 
  3. Als je dat nog niet gedaan hebt: jezelf toevoegen aan de Lessonup K1c klas
  4. Oefenen (als er nog tijd is)

Slide 2 - Slide

Lever maar in! 

Slide 3 - Slide

Wat moet je leren voor de toets? 
26 oktober
Les 1. Hoe weet je snel waar een tekst over gaat?
Les 2. Hoe zoek je snel de belangrijkste informatie in een tekst?
Les 6. Hoe herken je de persoonsvorm en het onderwerp?
Les 8. Hoe schrijf je een bericht?
Les 9. Hoe lees je een lange tekst in één minuut?
Les 16. Hoe gebruik je hoofdletters en leestekens?
Les 17. Hoe herken je hoofd- en bijzaken in een tekst?
Les 18. Hoe vat je een schooltekst samen?

Slide 4 - Slide

Voeg jezelf toe aan de klas K1c met code 
HHIFH
HHIFH

Slide 5 - Slide

Wat op het rapport voor Nederlands?


  1.  PTO-1 (proefwerk over Kern les 1,2,6, 8, 9, 16, 17, 18)
  2. Boekopdracht (inleveren in de les dinsdag 24 oktober)
  3. 3 uur Numo leerplan (woorden, spelling of grammatica)
  4. DIA-resultaten 

Slide 6 - Slide

Wat weet je nog?
Leren is herhalen........
Pak je Kern-boek erbij om het op te zoeken

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 9 - Open question

Wat is de persoonsvorm?
Daniël heeft een nieuwe game gekocht.
A
heeft
B
gekocht
C
een nieuwe game
D
Daniël

Slide 10 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Ik heb het gisteren samen met hem gespeeld
A
gespeeld
B
heb
C
samen
D
ik

Slide 11 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Het spel zag er heel mooi uit.
A
zag mooi
B
zag er
C
zag uit
D
zag

Slide 12 - Quiz

Wat is de persoonsvorm van de volgende drie zinnen? Sleep het juiste woord naar het juiste nummertje.
1.

2.

3.
1.
2.
3.
Mijn moeder
gaf
mij 
een kus.
Peter
en
Mark
gaan
voetballen.
Gaan
ze
het stadion
verbouwen?

Slide 13 - Drag question

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 14 - Slide

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 15 - Mind map

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 16 - Slide

Wat is het onderwerp?
Daniël heeft een nieuwe game gekocht.
A
Daniël
B
een nieuwe game
C
heeft
D
gekocht

Slide 17 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Ik heb het gisteren samen met hem gespeeld
A
hem
B
ik
C
het
D
met hem

Slide 18 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Het spel zag er heel mooi uit.
A
het spel
B
spel
C
zag uit
D
mooi

Slide 19 - Quiz

0

Slide 20 - Video

Schrijf met een gekleurde pen wat je bent vergeten of niet goed had.
Globaal lezen doe je in vijf stappen. Noem de vijf stappen
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp.

Wat zijn hoofdzaken? Waar staan hoofdzaken?




a.Wat is de functie van een titel in een tekst?




b. Wat is de functie van een tussenkopje in een tekst?


Welke beweringen kloppen? Verbeter de fouten.
a. Een alinea is een klein stukje tekst.
b. Wat in een alinea staat hoort bij elkaar.
c. Boven een alinea staat altijd een tussenkop.
d. In het midden van een alinea staat vaak de belangrijkste tekst..
Les 1
Les 2
Les 9
Les 17

Slide 21 - Slide

Schrijf met een gekleurde pen wat je bent vergeten of niet goed had.
Globaal lezen doe je in vijf stappen. Noem de vijf stappen
Elke tekst gaat ergens over. Dat noem je het onderwerp.

Wat zijn hoofdzaken? Waar staan hoofdzaken?
. Alle belangrijke informatie. 
. feiten, jaartallen of eigenschappen
. begin of einde van de tekst



1. Lees titel en tussenkopjes.
2. Lees inleiding en bekijk plaatjes
3. Lees de eerste en de laatste zin van de alinea
4. Bedenk wat je weet van het onderwerp.
5. Bedenk waar de tekst over kan gaan.
a.Wat is de functie van een titel in een tekst?
Het is bedoeld om jouw aandacht te trekken en je nieuwsgierig te maken



Wat is de functie van een tussenkopje in een tekst?
Tussenkopjes zeggen in een paar woorden waar het deel van de tekst over gaat.

Welke beweringen kloppen? Verbeter de fouten.
a. Een alinea is een klein stukje tekst.
b. Wat in een alinea staat hoort bij elkaar.
c. Boven een alinea staat niet altijd een tussenkop.
d. In de eerste of de laatste zin van een alinea staat vaak de belangrijkste tekst..
Les 1
Les 2
Les 9
Les 17

Slide 22 - Slide

Hoe vind je het onderwerp?
A
wie of wat + persoonsvorm?
B
wie doet het?
C
wat doet het?
D
aan wie of voor wie + persoonsvorm?

Slide 23 - Quiz

Heel veel succes!

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Dus... lekker werken aan:

  1.  PTO-1 (proefwerk over Kern les 1,2,6, 8, 9, 16, 17, 18)
  2. Boekopdracht (inleveren in de les dinsdag 24 oktober)
  3. 4 uur Numo leerplan (woorden, spelling of grammatica)

Slide 26 - Slide