This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
12.4 bloedgroepen
Slide 1 - Slide
bloedgroepen A AB B nul
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Naast A, AB, B en nul is er ook nog de rhesusfactor + of -
Rhesusfactor = extra type antigen
De antistoffen tegen Rhesus zitten normaal niet al in je bloed.
Pas na contact met Rhesus + ga je antistoffen maken
Slide 4 - Slide
Rhesus baby
Rhesus antistoffen kunnen door de placenta
AB antistoffen niet
Slide 5 - Slide
Welke letter geeft het resultaat weer van de bloedgroepbepaling van iemand met bloedgroep AB?
Slide 6 - Open question
Anne is nierpatiënt. Haar man Joris biedt zich als nierdonor voor Anne aan. De weefseltypen van beiden komen voldoende overeen. Anne heeft bloedgroep B en Joris heeft bloedgroep A. Gelet op de bloedgroepen is Joris geen geschikte donor voor Anne.
Wat is hiervoor de reden?
A
Het bloed van Anne bevat anti-A.
B
Het bloed van Anne bevat anti-B.
C
Het bloed van Anne bevat antigeen A.
D
Het bloed van Anne bevat antigeen B.
Slide 7 - Quiz
Iemand met bloedgroep AB+ krijgt bij een operatie rode bloedcellen toegediend. Er zijn op dat moment zowel rode bloedcellen van het type AB+ als van het type AB- beschikbaar.
Welk type rode bloedcellen kan worden gebruikt zonder dat klontering van bloedcellen bij deze ontvanger optreedt?
A
zowel rode bloedcellen van het type AB+ als van het type AB-
B
alleen rode bloedcellen van het type AB-
C
alleen rode bloedcellen van het type AB+
Slide 8 - Quiz
Een transfusie waarbij bloed van bloedgroep AB wordt toegediend aan iemand met bloedgroep A. Is dit mogelijk leg je antwoord uit.