Paragraaf 2.4 Verzekeren, hoezo?

Week 45 (vanaf 7 november)
Pincode Hoofdstuk 2. Jij en je geld
  1. Pinpas of portemonnee?
  2. Waarom zou je sparen?
  3. Waarom zou je lenen?
  4. Verzekeren, hoezo?
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Week 45 (vanaf 7 november)
Pincode Hoofdstuk 2. Jij en je geld
  1. Pinpas of portemonnee?
  2. Waarom zou je sparen?
  3. Waarom zou je lenen?
  4. Verzekeren, hoezo?

Slide 1 - Slide

Opgave 41 (lenen)
Meikes vader leent € 10.000 en betaalt de lening terug in 84 maanden.


a. Hoeveel jaar is 84 maanden?
  • 84 maanden = 84 ÷ 12 = 7 jaar
b. Hoeveel moet hij in totaal terugbetalen?
  • 84 × € 183 = € 15.372 
c. Bereken het bedrag dat hij als rente extra betaalt voor deze lening.
  • € 15.372 – € 10.000 = € 5.372 rente
d. Bereken hoeveel procent de rente is van het geleende bedrag.
  • percentage = deel ÷ geheel x 100
  • deel = € 5.372 rente
  • geheel = € 10.000 lening
  • percentage = € 5.372 ÷  10.000 x 100 = 53,7%

Slide 2 - Slide

Leerdoelen H2. Jij en je geld?
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 3 - Slide

Kun je een aantal verzekeringen
noemen?

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Slide

Verzekeringen
Voorbeelden van verzekeringen
  • inboedelverzekering (inrichting)
  • opstalverzekering (koophuis)
  • fietsverzekering
  • reisverzekering
  • zorgverzekering (is verplicht)
  • WA-verzekering voor een brommer, scooter of auto (Wettelijke Aansprakelijkheid is verplicht)

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Verzekering
Een verzekering sluit je af als je kans hebt op schade en je wilt dat die schade vergoed wordt door de verzekering.

Als bewijs dat je de verzekering hebt afgesloten, ontvang je een polis. Daarin staat wat je verzekerd hebt en hoe hoog de premie is. Ook krijg je een bijlage met uitleg over de verzekering, de polisvoorwaarden.

Slide 8 - Slide

Premie
De premie is het bedrag dat je voor de verzekering moet betalen. Hoe meer risico, des te hoger de premie.

Soms moet je een deel van de schade zelf betalen. Dat is het eigen risico.

Met een eigen risico hoeft de verzekeringsmaatschappij minder te vergoeden. Daarom hoef je dan minder premie te betalen.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Er bestaan veel verschillende soorten verzekeringen. Sommige zijn verplicht.

Welke van de volgende verzekeringen is verplicht?

A
WA-verzekering voor een scooter
B
Inboedelverzekering
C
reisverzekering
D
Fietsverzekering

Slide 11 - Quiz

Gemiddeld worden er in een jaar 2 op de 100 fietsen gestolen. De gemiddelde waarde van een verzekerde fiets is € 750.

Hoeveel geld moet de verzekeraar in een jaar vergoeden als er 100 fietsen verzekerd zijn?
A
€ 750
B
€ 1.500
C
€ 7.500
D
€ 75.000

Slide 12 - Quiz

Gemiddeld worden er in een jaar 2 op de 100 fietsen gestolen. De gemiddelde waarde van een verzekerde fiets is € 750.

Hoeveel premie moet elke verzekeraar daarvoor per jaar betalen?
A
€ 5
B
€ 10
C
€ 15
D
€ 20

Slide 13 - Quiz

Lynn heeft een reisverzekering. Tijdens haar vakantiereis raakt ze haar koffers kwijt. Ze heeft een schade van € 260. Haar eigen risico is € 50.

Welk bedrag betaalt de verzekeringsmaatschappij?
A
€ 50
B
€ 210
C
€ 260
D
€ 310

Slide 14 - Quiz

Leerdoelen H2. Jij en je geld?
Kleuren:
rood ik weet nog weinig tot niets van dit leerdoel
oranje ik beheers dit leerdoel nog onvoldoende, maar weet er al wel iets van
groen ik beheers dit leerdoel voldoende
blauw ik beheers dit leerdoel goed zodat ik het een ander kan uitleggen

Slide 15 - Slide

Maakwerk voor de volgende keer



Paragraaf 2.4 Verzekeren, hoezo?
opgaven 46, 47, 48, 49, 51, 52, 53, 54, 55 en 56
(vanaf pagina 52) maken in je schrift

Slide 16 - Slide

Opgave 48 (fietsverzekering)
a. Milan heeft een nieuwe fiets van € 675. Hij verzekert zijn fiets voor diefstal en beschadiging voor vijf jaar.
     Hoeveel premie betaalt hij?
  • € 292
b. Bas koopt een nieuwe fiets van € 750. Hij verzekert zijn fiets voor drie jaar tegen diefstal en beschadiging.
     Hoeveel premie betaalt hij?
  • € 222
c. Imane heeft een nieuwe fiets van € 500. Zij verzekert haar fiets voor diefstal voor drie jaar.
     Hoeveel premie betaalt zij?
  • € 135

Slide 17 - Slide

Opgave 56 (zorgverzekering)
a. Bereken voor A en voor B hoeveel Lea in een jaar kwijt is aan premie als ze de premie per maand betaalt.
  • A € 85,61 × 12 = € 1.027,32 per jaar
  • B € 120,31 × 12 = € 1.443,72 per jaar
b. Hoeveel kost het haar bij A en bij B als zij de premie voor een heel jaar in één keer betaalt?
  • de korting is bij A en B is 2%
  • A korting 2 ÷ 100 × € 1.027,32 = € 20,55
  • A premie € 1.027,32 – € 20,55 = € 1.006,77
  • B korting  2 ÷ 100 × € 1.443,72 = € 28,87
  • B premie 1.443,72 – € 28,87 = € 1.414,85
c. Zou jij kiezen voor verzekering A of B? Leg je keuze uit.
  • Verzekering A als je weinig ziektekosten verwacht. Je betaalt minder premie en als je geen kosten hebt, bespaar je daarmee veel geld.
  • Verzekering B als je weinig financieel risico wilt lopen. Je betaalt wel meer premie, maar als je hoge kosten hebt, krijg je daar een groot deel van vergoed.

Slide 18 - Slide

Minimale toetsvoorbereiding
  • nadat je alle opgaven de afgelopen weken gemaakt en gecontroleerd hebt
  • leer de formules op pagina 38 (saldo), 43 (rentebedrag) en 50 (percentage)
  • leer de samenvatting op pagina 56
  • leer de begrippen op pagina 57
  • maak de rekenopdrachten online
  • maak de oefentoets online
  • doe nog een aantal herhalingsopdrachten op pagina 60/61 (minimaal 2 per paragraaf)
  • doorloop nogmaals de LessonUps die we in de lessen behandeld hebben (zie Som)
  • controleer tenslotte met de leerdoelen in GPL paragraaf 2.1 t/m 2.4 op www.lauwerscollege.ldgo.nl of je de stof voldoende kent en begrijpt

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide