Wat? Je maakt opdracht 1, 2, 3, 4 en 5 (KGT: blz. 8 t/m 14, BK: blz. 8 t/m 10)
Hoe? De eerste drie minuten in stilte. Hierna mag je zachtjes overleggen.
Hulp? Na drie minuten mag je vragen stellen aan je tafelgroep.
Tijd: 15 min.
Doel: Je kunt het verschil tussen fictie en non-fictie uitleggen.
Klaar: lezen in je leesboek.