This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
THV 1 L
Welkom
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Lezen
timer
10:00
Slide 3 - Slide
Programma vandaag
Huiswerk bespreken
Uitleg boekpresentatie
Vervolg toetsje woordsoorten en zinsdelen
Uitleg werkwoordspelling OF lezen
Slide 4 - Slide
Leerdoel
Aan het eind van de les ken je acht literaire begrippen en weet je hoe je op grammatica scoort.
Slide 5 - Slide
Huiswerk
werkwoordspelling voor wie dat nog niet had gemaakt: geef aantal goede antw. door
toetsje over woordsoorten en zinsdelen op Magister
kom je in Teams?
Slide 6 - Slide
Nakijken formatief toetsje
Vul het blad in en noteer je score!
Aan welke onderdelen moet je nog werken? Extra oefenen?
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Het regent en morgen gaat het seizoen veranderen
A
Eerste 'het' is pers.vnw, tweede 'het' is lw
B
Eerste 'het' is lw, tweede 'het' is lw
C
Eerste 'het' is pers.vnw, tweede 'het' is pers.vnw
D
Eerste 'het' is lw, tweede 'het' is pers.vnw
Slide 9 - Quiz
Vandaag ben ik aan het shoppen met mijn moeder. Wat is het wg?
A
ben shoppen
B
ben aan het shoppen
C
aan het shoppen
D
er staat geen wg in deze zin
Slide 10 - Quiz
Een doos chocola vind ik heel lekker. Wat is het onderwerp?
A
Een doos chocola
B
chocola
C
ik
D
er staat geen ow in deze zin
Slide 11 - Quiz
Geef je dat cadeau of moet je er nog één kopen? persoonsvorm
A
geef
B
moet
C
geef, moet
D
geef, moet kopen
Slide 12 - Quiz
In het bos loopt een leuke kabouter met een puntmuts. zinsdelen?
A
in het bos / loopt / een leuke kabouter / met een puntmuts
B
in het bos / loopt / een leuke kabouter met een puntmuts
C
in het bos / loopt / een / leuke kabouter / met een puntmuts
D
in het bos loopt / een leuke kabouter met een puntmuts
Slide 13 - Quiz
Maurits nam het vliegtuig naar Spanje. zelfst. nw
A
vliegtuig
B
vliegtuig, Spanje
C
Maurits, vliegtuig, Spanje
D
er staan geen zn in deze zin
Slide 14 - Quiz
Die mooie leren tas kun je ook snel bij de Zara bestellen. Bijv.nw (bn)?
A
mooie: bn; leren: stoff.bn; snel:bn
B
mooie: bn; leren: bn; snel:bn
C
mooie: bn; leren: stoff.bn
D
mooie: bn; leren: bn; snel:bn
Slide 15 - Quiz
Ik geef haar mijn mooie fiets. pers. vnw?
A
ik, haar, mijn
B
ik, haar
C
onze
Slide 16 - Quiz
De koning gaf zijn vrouw zijn eigen kroon. pers. vnw?
A
zijn, zijn
B
koning, vrouw
C
eigen
D
er staat geen pers. vnw in
Slide 17 - Quiz
Hij heeft haar iPhone uit haar tas gehaald.
A
1e haar= pers.vnw
2e haar = bez.vnw
B
1e haar= bez.vnw
2e haar = pers.vnw
C
1e haar= bez.vnw
2e haar = bez.vnw
D
1e haar= pers.vnw
2e haar = pers.vnw
Slide 18 - Quiz
Die agenda is van mij.
A
mij=pers.vnw
B
mij=bezitt.vnw
C
mij = zelfst.nw
Slide 19 - Quiz
Boekpresentatie
waar moet je op letten?
Neem je schrift en maak aantekeningen
Slide 20 - Slide
Fictie
Verzonnen verhalen: fictie. Hierin speelt een hoofdpersoon van wie je weet wat hij/zij denkt.
Doel van fictie: amuseren. De verhalen kunnen ook realistisch zijn, maar de vorm waarin ze zijn opgeschreven is fictie.
Slide 21 - Slide
Non-fictie
De informatie bij non-fictie is niet verzonnen. Het doel van non-fictie is informeren. Denk daarbij aan lesboeken, woordenboeken, de krant, tijdschrift, kookboeken, enz.
Slide 22 - Slide
Verhalen
Er zijn allerlei soorten verhalen. Al deze verhalen kun je verdelen in twee categorieën:
1. realistische verhalen: wat in het verhaal gebeurt, kan in de werkelijkheid ook echt gebeuren.
niet-realistische verhalen: wat in het verhaal gebeurt, kan niet in de werkelijkheid plaatsvinden.
Slide 23 - Slide
Literaire begrippen
Personage => karaktereigenschappen (hoe iemand is, bv. vrolijk, lui of rustig)
Personage= > uiterlijke kenmerken (hoe hij eruit ziet, bv blond, kleding, kleur ogen, slank of gezet)
Fysieke ruimte: ruimte waarin het verhaal zich afspeelt bv. een kasteel in het Verenigd Koninkrijk
Perspectief: Dat ligt bij de persoon van wie je als lezer (het meeste) weet wat hij allemaal denkt en voelt
Slide 24 - Slide
Literaire begrippen
Spanning: waardoor het verhaal spannend wordt, b.v. als je iets nog niet weet (wie de moord gepleegd heeft) of als de ruimte spannend beschreven wordt
Cliffhanger: wanneer een hoofdstuk eindigt op een spannend moment: dan wil je doorlezen
Genre: het soort verhaal waarom het gaat: b.v. een historisch verhaal, een thriller of een sciencefiction verhaal
Slide 25 - Slide
Welke vragen heb je nog over deze begrippen?
Slide 26 - Slide
Werkwoordspelling
De volg. llnn mogen kiezen: lezen of uitleg: Philou, Bas, Camila, Suzanne, Noa, Daan, Mohamed
Slide 27 - Slide
Hoe weet je wat de PV is in de zin?
getalsproef of tijdsproef
getalsproef: zet de zin in een ander getal (mv/ev): werkwoord dat verandert, is pv
tijdsproef: zet de zin in een andere tijd (tt/vt)
Slide 28 - Slide
Eerste stap werkwoordspelling
Het werkwoord is een pv in tegenw. tijd:
enkelvoud: ik-vorm voor ik & jij erachter
ik speel / speel jij?
andere vormen: ik-vorm + t
hij speelt, zij speelt
meervoud: hele ww
wij spelen
Slide 29 - Slide
Maak zelf een zin
in de TT
Slide 30 - Slide
Tweede stap werkwoordspelling
Het werkwoord is een pv in de verleden tijd:
verleden tijd zwak ww? => T eX FoKSCHaaP' + -te /-ten
zij kloP-ten, het hondje keF-te
verleden tijd sterk ww? => klankverandering
hij blies, ik floot, zij gingen
Slide 31 - Slide
Maak zelf één zin
in de VT zwak en
één zin in de VT sterk
Slide 32 - Slide
Derde stap werkwoordspelling
Het werkwoord is GEEN pv, maar vaak een volt. dw:
bij een volt. dw staat vaak het ww 'zijn' of 'hebben'
hij heeft gekeken, hij is verdwaald
bv: verdwaald, gespeeld, gebeurd. Met d of met t?
1: eindigt stam van ww op een van de medeklinkers van T eX FoKSCHaaP' : =>T op het eind: gekeFt
2: pas de verlengproef toe: de verdwaalde hond
Slide 33 - Slide
Maak zelf een zin
in de voltooide tijd
(dus met een vorm van 'hebben' of 'zijn'
én een ander werkwoord)
Slide 34 - Slide
Wat vul je in?
Gisteren ....(verven) mijn broer het huis.
Het .... (gebeuren) vaak dat het regent als ik fiets.
Vorige week .... (vermelden) de kranten het nieuws.
"....(lopen) door!", schreeuwde de coach.
....(worden) jij blij als je een ijsje krijgt?
......(suizen) de wind gisteren ook zo hard?
Slide 35 - Slide
Volgende les
Uitleg formatieve toets TEA-week
dan schrijf je een persoonlijke brief en daarin ga je de werkwoorden correct spellen
Teams!
Huiswerk: ww.spelling pag. ... maken. Extra oefenen gramm. Computer mee!