Talent MH1 Woorden H1 en H2

Woorden H1 en H2 Talent mh1
We gaan even samen oefenen!
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woorden H1 en H2 Talent mh1
We gaan even samen oefenen!

Slide 1 - Slide

start lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Na deze les...
  • hebben jullie ongeveer 50 nieuwe woorden geleerd;
  • weten jullie hoe een woordenboek werk;
  • weten jullie wat samenstellingen zijn en kunnen jullie ze herkennen;
  • weten jullie wat synoniemen zijn.

Slide 3 - Slide

Van meer woorden één woord maken
Je kunt van meer woorden één woord maken. Zo'n woord noemen we een samenstelling.

bad + kamer = badkamer
bad + kamer + deur = badkamerdeur
tuin + stoel = tuinstoel

Slide 4 - Slide

Samenstelling met tussenletter -en
De hoofdregel is: kijk naar het linkerwoord. Als dit een meervoud heeft op (e)n, dan schrijf je de -n ook in de samenstelling.

pan + koek = pannenkoek
paard + voer = paardenvoer
honk + hok = hondenhok


Slide 5 - Slide

Samenstelling met tussenletter -e
Kijk naar het linkerwoord. Als het linkerwoord uniek is, dan schrijf je geen tussen -n.

- maan + schijn = maneschijn
- zon + bril = zonnebril



Slide 6 - Slide

Samenstelling met tussenletter -e
Kijk naar het linkerwoord. Als het linkerwoord geen meervoud heeft, of een meervoud op -s, dan schrijf je geen tussen-n.

weide + vogel = weidevogel
asperge + soep = aspergesoep
seconde + wijzer = secondewijzer


Slide 7 - Slide

Samenstelling met tussenletter -e
Kijk naar het linkerwoord. Als het linkerwoord een werkwoord is, dan schrijf je geen tussen-n.

huilen + balk = huilebalk
lachen + bek = lachebek
spinnen + wiel = spinnewiel



Slide 8 - Slide

Samenstelling met tussenletter -e
Kijk naar het linkerwoord. Als het linkerwoord  een versterking is voor het rechterwoord, dan schrijf je geen tussen-n.

beer + sterk = beresterk (erg sterk)
reus + leuk = reuzeleuk (erg leuk)
aap + trots = apetrots (erg trots)



Slide 9 - Slide

Samenstelling met een -e

Slide 10 - Slide

Samenstelling met tussenletter -s
Als je een -s hoort, moet je hem schrijven.
meisje + kamer = meisjeskamer
lichaam + geur = lichaamsgeur

meisjeskamer, dus ook meisjesspeelgoed
lichaamsgeur, dus ook lichaamsscanner
stationsgebouw, dus ook stationsstraat

Slide 11 - Slide

Wat betekent nonchalant?
A
overblijvend
B
achteloos, onverschillig
C
graag hogerop of verder willen komen
D
vol enthousiasme

Slide 12 - Quiz

Waarvoor zijn de woorden links en rechts bovenaan de bladzijden van een woordenboek?

Slide 13 - Open question

Wat betekent de strategie?

Slide 14 - Open question

Wat betekent ambitieus?

Slide 15 - Open question

Leg uit! Wat is een samenstelling?
Geen voorbeelden!

Slide 16 - Open question

Welk woord is GEEN samenstelling?
A
stoelpoot
B
fietsbel
C
gekheid
D
tuinhuis

Slide 17 - Quiz

Voorbeelden van
samenstellingen

Slide 18 - Mind map

Wat betekent abrupt?
A
heel plotseling
B
afwisselend

Slide 19 - Quiz

Wat betekent naburig?
A
gelijk hebben
B
verleidelijk
C
afwisselend
D
in de buurt gelegen

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Video

Leg in je eigen woorden uit wat een synoniem is.

Slide 22 - Open question

Wat is een synoniem van verdrietig?

Slide 23 - Open question

Wat is een synoniem van klein?

Slide 24 - Open question

Wat is een synoniem van boos?

Slide 25 - Open question

Wat is een synoniem?

Slide 26 - Open question

synoniemen

Slide 27 - Mind map

Wat zijn geen synoniemen?
A
fiets - rijwiel
B
medicijn - geneesmiddel
C
vlug - snel
D
schilderij - tekening

Slide 28 - Quiz

Wat betekent voorhanden zijn?
A
niet aanwezig zijn
B
beschikbaar of voorradig zijn

Slide 29 - Quiz

Gevarieerd
Hectisch
Nuttigen
Selecteren
De wijze
Manier
Eten of drinken
Kiezen
Heel druk en rommelig
Afwisselend

Slide 30 - Drag question

Aan de slag!
We gaan maken:
Hoofdstuk 2.5 (blz.  e.v.)

Opdrachten:9, 10, 11, 12, 16, 18, 19
We gaan 10 minuten stil werken,
daarna mag je overleggen.
Klaar met de opdrachten? Test Jezelf woorden en oefen met de woordlijsten op Quizlet
timer
10:00

Slide 31 - Slide

Herhaling leerdoelen
Na deze les...
  • hebben jullie ongeveer 50 nieuwe woorden geleerd;
  • weten jullie hoe een woordenboek werk;
  • weten jullie wat samenstellingen zijn en kunnen jullie ze herkennen;
  • weten jullie wat synoniemen zijn.

Slide 32 - Slide