Wat heb je vandaag nodig? Je boek, schrift en een pen.
We zijn bezig met het onderdeel: lezen.
blz. 198
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Welkom!
Wat heb je vandaag nodig? Je boek, schrift en een pen.
We zijn bezig met het onderdeel: lezen.
blz. 198
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Wat weet je nog?
Opdracht 46 bespreken
Tekst 8 samen lezen
Aan de slag!
---- pauze ----
opdracht afmaken
raadgedicht?
Slide 2 - Slide
Wat weet je nog?
Welke manieren van inleiden ken je?
Welke manieren van afsluiten ken je?
Wat is een kernzin?
Waar staat de kernzin meestal?
Wat kan dan de rest van de alinea zijn?
Wat is het verschil tussen hoofd- en bijzaken?
Slide 3 - Slide
Aan de slag!
Wat? opdracht 47 blz. 199 maken (vraag 1 en 15 mag je overslaan).
Wat lezen? Tekst 7 blz. 198 en 199
Hoe veel tijd? Het is huiswerk voor morgen :)
Klaar? Maak opdracht 48 ook :) blz. 201
Slide 4 - Slide
Opdracht 45 (blz. 197)
a. ze (regel 1)
b. daar (regel 5)
c. die (regel 11)
d. hij (regel 11)
e. ze (regel 14)
f. die (regel 15)
g. hen (regel 22)
Slide 5 - Slide
Dit voelde ik toen ik weer op school kwam
😒🙁😐🙂😃
Slide 6 - Poll
Ik heb mij tijdens de lockdown wel eens verveeld.
Slide 7 - Poll
Ik heb mijn vrienden/vriendinnen gemist tijdens de lockdown.
Slide 8 - Poll
Ik ken iemand die corona heeft gehad
Ja
Nee
Slide 9 - Poll
Ik heb tijdens de lockdown mijn huiswerk goed bijgehouden voor alle vakken.
Slide 10 - Poll
Ik heb het huiswerk voor Nederlands gemaakt
Ja
Nee
Ja, maar niet alles
Ja, alleen een paar vragen snapte ik niet
Nee, want ik snapte het niet
Slide 11 - Poll
Ik vind het onderdeel lezen best lastig.
Slide 12 - Poll
Ik weet op welke plaats de kernzin kan staan.
Slide 13 - Poll
Het vinden dan de kernzin gaat mij gemakkelijk af.
Slide 14 - Poll
Ik weet nog wat wrongel en wei is.
Slide 15 - Poll
Opdracht 6 bespreken
blz. 195
opdracht 6, tekst 6, blz. 196
Slide 16 - Slide
Verwijswoorden
In een tekst staan vaak verwijswoorden. Ze verwijzen terug naar andere woorden in de tekst. Deze verwijswoorden worden gebruikt omdat je anders steeds dezelfde woorden moet herhalen, dan wordt een tekst erg saai.
Om een tekst goed te begrijpen, moet je weten waarnaar verwijswoorden verwijzen.
Slide 17 - Slide
Verwijswoorden voorbeelden
Bij bol.com heb ik twee nieuwe spellen gekocht, want die waren in de aanbieding.
Lisanne heeft al haar huiswerk al af, zodat ze vanavond kan chillen.
Mijn oom heeft eens de Elfstedentocht geschaatst. Dat vind ik best bijzonder.
Slide 18 - Slide
Opdracht 45 (blz. 197)
a. ze (regel 1)
b. daar (regel 5)
c. die (regel 11)
d. hij (regel 11)
e. ze (regel 14)
f. die (regel 15)
g. hen (regel 22)
Slide 19 - Slide
Aan de slag!
Wat? opdracht 46 blz. 198
Wat lezen? Tekst 7 blz. 198 en 199
Hoe veel tijd? Tot het einde van deze les, het is huiswerk voor vrijdag.
Klaar? Ga aan de slag met een ander vak of iets voor jezelf doen.