7.1 Alles werkt samen

PTO3
 Hoofdstuk 7 : Ademen & Eten
1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

PTO3
 Hoofdstuk 7 : Ademen & Eten

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat heb je allemaal nodig om te bewegen?
Schrijf het hier op.

Slide 3 - Mind map

7.1 Alles werkt samen - leerdoelen 

  • Onderdelen van het lichaam kunnen benoemen van klein naar groot.
  • De taak kunnen benoemen van het verteringsstelsel, ademhalingsstelsel en bloedvatenstelsel.
  • De formule van verbranding kunnen opschrijven.

Slide 4 - Slide

Sleep de woorden naar het juiste vakje door van klein naar groot te gaan.
cel

weefsel
organisme
orgaan
orgaanstelsel

Slide 5 - Drag question

Waaruit bestaat je lichaam?
  • Je lichaam bestaat uit kleine bouwsteentjes: de cellen.
  • Cellen van dezelfde soort liggen bij elkaar, dit vormt een weefsel.
  • Verschillende weefsels samen vormen een orgaan.
  • Organen die samenwerken noemen we een orgaanstelsel.
  • Alle orgaanstelsels samen vormt het organisme.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Hoe komen je cellen aan energie?
  • Energie komt uit de verbranding van energierijke stoffen, vooral glucose.

  • Voor de verbranding is ook zuurstof nodig.

  • Formule voor verbranding?

Slide 8 - Slide

Wat is de formule voor verbranding?
Schrijf hier op.

Slide 9 - Mind map

Glucose + Zuurstof --> Water + Koolstofdioxide + Energie

 (C6H12O6 + O2 --> H2O + CO2 + Energie)

Wat krijg je als je deze verbranding omdraait?

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

+
+
+
Glucose
Zuurstof
Koolstofdioxide
Water
NRG
Eten
Inademen
Uitademen
Zweten
Plassen
Fietsen
Uitademen
Nadenken
Drinken

Slide 12 - Drag question

Afvoer van koolstofdioxide en water

Slide 13 - Slide

Lesdoelen

  • Onderdelen van het lichaam kunnen benoemen van klein naar groot.
  • De taak kunnen benoemen van het verteringsstelsel, ademhalingsstelsel en bloedvatenstelsel.
  • De formule van verbranding kunnen opschrijven.

Slide 14 - Slide

Huiswerk 7.1 
Opdracht 1 t/m 11 (WB blz. 9 t/m 12)

Slide 15 - Slide

Lesdoelen


  • Kunnen uitleggen hoe het lichaam de hoeveelheid glucose in het bloed regelt.
  • Kunnen benoemen wat diabetes is en het verschil kunnen benoemen tussen diabetes type 1 en type 2.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Adrenaline
  • Ook adrenaline heeft invloed op de glucosegehalte in het bloed.

  • Adrenaline wordt gemaakt in de bijnieren.

  • Wanneer komt adrenaline vrij?

Slide 19 - Slide

Welk hormonen zorgen ervoor dat het glucose gehalte in het bloed stijgt.
A
glycogeen
B
glucagon
C
insuline
D
adrenaline

Slide 20 - Quiz

Suikerziekte
  • Sommige mensen maken weinig of geen insuline aan. Zij hebben dan suikerziekte/diabetes.

  • Suikerpatiënten moeten zelf de hoeveelheid glucose in hun bloed regelen.

  • Er zijn 2 soorten diabetes. Diabetes type 1  en type 2.

Slide 21 - Slide

Glucosegehalte meten
  • Mensen met diabetes moeten zelf de hoeveelheid glucose in het bloed meten.

  • Te laag: ze moeten snel iets eten of drinken waar suiker in zit.

  • Te hoog: ze moeten zelf insuline spuiten.

Slide 22 - Slide

Insuline in de buik spuiten

Slide 23 - Slide

Type 1:

  • De alvleesklier maakt geen insuline.

  • Type 1 komt meestal voor bij kinderen en jonge pubers.
Type 2:

  • Insuline wordt wel gemaakt, maar het lichaam is er ongevoelig voor.

  • Mensen met overgewicht hebben een grotere kans op diabetes type 2.

Slide 24 - Slide

0

Slide 25 - Video

Zelf aan de slag (7.1) 
Je mag zelf kiezen waarmee je aan de slag gaat. Als je klaar bent ga je door met een ander onderdeel. Niks doen is geen optie.
Controle elke laatste les van de week.

  • Opdracht 1 t/m 18 (WB blz. 9 t/m 14)
  • Zelf samenvatten (schrift) (TB blz. 8 t/m 14)
  • Samenvatting werkboek opdr. 1 t/m 4 (WB blz. 51) 
  • Digitaal werkboek in Cumlaude

Slide 26 - Slide

Glucose is te ....
Glucose is te ....
hoog
laag

Slide 27 - Drag question

Alvleesklier maakt ....
Alvleesklier maakt ....
insuline
glucagon

Slide 28 - Drag question

Lesdoelen


  • Kunnen uitleggen hoe het lichaam de hoeveelheid glucose in het bloed regelt.
  • Kunnen benoemen wat diabetes is en het verschil kunnen benoemen tussen diabetes type 1 en type 2.

Slide 29 - Slide

Er is naast het hormoon glucagon nog een manier waarop je glucosegehalte weer kan stijgen. Welke manier?
A
de bijnieren maken het hormoon glucine
B
de bijnieren maken het hormoon adrenaline
C
de eilandjes van Langerhans (op de alvleesklier) maken het hormoon glucine
D
de eilandjes van Langerhans (op de alvleesklier) maken het hormoon adrenaline

Slide 30 - Quiz

Wat is de juiste formule van de verbranding van glucose:
A
glucose + CO2 + energie --> zuurstof + water
B
glucose + zuurstof + energie --> CO2 + water
C
glucose + CO2 --> zuurstof + water + energie
D
glucose + zuurstof --> CO2 + water + energie

Slide 31 - Quiz

In welk orgaan worden de hormonen gemaakt die het glucosegehalte van je bloed regelen?
A
lever
B
spieren
C
alvleesklier
D
milt

Slide 32 - Quiz

Welk hormoon kan zijn werk niet goed doen bij iemand met suikerziekte?
A
glycogeen
B
insuline
C
glucagon
D
adrenaline

Slide 33 - Quiz