7.1: Alles werkt samen

Hoofdstuk 7: Ademen en eten
Paragraaf 1: Alles werkt samen
1 / 24
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 7: Ademen en eten
Paragraaf 1: Alles werkt samen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
  • Leerdoelen doornemen
  • Begin paragraaf 1 
  • Uitleg paragraaf 1: Alles werkt samen
  • Aan het werk! 

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
Aan het eind van deze les kan ik...
  • Benoemen waaruit je lichaam bestaat
  • Beschrijven hoe cellen aan energie komen
  • Beschrijven hoe er altijd voldoende glucose is
  • Beschrijven wat suikerziekte is 

Slide 3 - Slide

Waaruit bestaat je lichaam?

Slide 4 - Mind map

De opbouw van het lichaam
  • Je lichaam is opgebouwd uit cellen. Cellen zijn de kleinste bouwstenen van het lichaam.
  • Cellen met dezelfde vorm en functie vormen een weefsel
  • Weefsels bij elkaar vormen organen (een deel van het lichaam met een bepaalde taak).
  • Organen bij elkaar met dezelfde functie vormen een orgaanstelsel
  • Orgaanstelsels bij elkaar vormen een organisme. 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Zet op volgorde van klein naar groot
Weefsel
Orgaanstelsel
Orgaan
Cel
Organisme

Slide 7 - Drag question

Hoe komen je cellen aan energie?
  • Om te kunnen functioneren hebben cellen energie nodig.
  • Deze energie halen ze uit glucose.
  • Om energie vrij te maken uit glucose is zuurstof nodig.
  • Het proces waarbij er energie wordt vrijgemaakt uit glucose noem je verbranding

Slide 8 - Slide

Hoe komen je cellen aan energie?
  • Om te kunnen functioneren hebben cellen energie nodig.
  • Deze energie halen ze uit glucose.
  • Om energie vrij te maken uit glucose is zuurstof nodig.
  • Het proces waarbij er energie wordt vrijgemaakt uit glucose noem je verbranding

Slide 9 - Slide

Uitscheiding
  • Bij verbranding komen afvalstoffen vrij (water, CO2)
  • Deze afvalstoffen worden uitgescheiden door de uitscheidingsorganen
  • Water raak je kwijt op 3 manieren:
  • Als urine
  • Bij uitademen
  • Door zweten

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Verbranding
Bekijk bron 7 op bladzijde 11 in je tekstboek

Slide 12 - Slide

Waardoor is er altijd voldoende glucose?
  • De hoeveelheid glucose in je bloed wordt geregeld door 2 hormonen: insuline en glucagon.
  • Deze worden geproduceerd door de Eilandjes van Langerhans in de alvleesklier (bij de lever). 

Slide 13 - Slide

Glucoseniveau omhoog?
  • Na het eten stijgt het glucosegehalte van je bloed 
  • Je alvleesklier geeft insuline af
  • Insuline zet glucose om in glycogeen
  • Dit wordt opgeslagen in de lever en spieren
  • Het glucosegehalte daalt

Slide 14 - Slide

Glucoseniveau te laag?
  • Voor verbranding heb je glucose nodig. Is er te weinig glucose in je bloed dan:
  • Geeft de alvleesklier het hormoon glucagon af
  • Glucagon zet glycogeen uit de lever en spieren om in glucose.
  • Het glucosegehalte van het bloed stijgt. 

Slide 15 - Slide

Adrenaline
  • Adrenaline beïnvloedt ook het glucosegehalte
  • Adrenaline komt vrij bij schrik, angst of stress
  • Adrenaline zorgt voor een snelle omzetting van glycogeen in glucose.
  • Je hartslag en ademhaling versnellen ook. 

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Suikerpatiënten
Is het glucosegehalte te laag, dan moeten ze snel iets eten of drinken waar suiker in zit.
Is het glucosegehalte te hoog, dan spuiten ze zelf een beetje insuline in hun buik. Daardoor neemt de hoeveelheid glucose in het bloed weer af.

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten van 7.1

Slide 19 - Slide

Welk hormoon komt vrij als er te weinig glucose in je bloed aanwezig is?
A
Glycogeen
B
Glucagon
C
Glucose
D
Insuline

Slide 20 - Quiz

Welk hormoon komt vrij als er te veel glucose in je bloed aanwezig is?
A
Glycogeen
B
Glucagon
C
Glucose
D
Insuline

Slide 21 - Quiz

Wat is er aan de hand bij diabetes type 1?
A
Dan maak je te weinig glycogeen
B
Dan maak je te weinig glucose
C
Dan maak je te weinig insuline
D
Dan maak je te weinig glucagon

Slide 22 - Quiz

Wat is er aan de hand bij diabetes type 2?
A
Dan reageert je lichaam niet op glycogeen
B
Dan reageert je lichaam niet op glucose
C
Dan reageert je lichaam niet op insuline
D
Dan reageert je lichaam niet op glucagon

Slide 23 - Quiz

Aan het werk!
  • Wat: Paragraaf 1
  • Hoe: Fluisteren, voor jezelf
  • Tijd: 15 minuten
  • Hulp: Steek je vinger op
  • Klaar: Nakijken en verbeteren, paragraaf 2 lezen 
timer
1:00

Slide 24 - Slide