Doelstellingen

Doelstellingen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
LOBMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Doelstellingen

Slide 1 - Slide

Doelstellingen zijn nodig 

  • Aan te geven wat je wilt bereiken in de les/training
  • Je aan te zetten tot nadenken over de invulling van de les/training
  • Te komen tot een optimaal leerresultaat
  • Je te kunnen verantwoorden tegenover anderen. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Doelstellingen
Een omschrijving van het gedrag dat je wilt veranderen van een groep en/of individu.

  • Motorisch gedrag 
  • Cognitief gedrag 
  • Sociaal-affectief gedrag 

Slide 4 - Slide

Soorten doelstellingen 
Gedrag 
Motorisch gedrag 

  • Bewegingsvaardigheden: vangen, gooien, klimmen etc.
  • Bewegingseigenschappen: CLUKS.

Slide 5 - Slide

Soorten doelstellingen 
Gedrag 
Cognietief gedrag 

  • Kennis: spelregels, speelveld etc.
  • Inzicht: vrijlopen, tactieken etc.

Slide 6 - Slide

Soorten doelstellingen 
Gedrag 
Sociaal-affectief gedrag 

  • Omgang met  elkaar, en emoties: vergroten van zelfvertrouwen, respectvol behandelen etc.

Slide 7 - Slide

Doelstellingen
Termijnen (tijd)

  • Lang termijn
  • Middellang termijn  
  • Kort termijn 

Slide 8 - Slide

Aan het einde van de les kan de sporter de borstcrawl zwemmen met een enkelzijdige ademhaling over 50 meter binnen 36 seconden
A
Kort termijn
B
Middelang termijn
C
Lang termijn

Slide 9 - Quiz

Aan het einde van het seizoen is het team kampioen
A
Kort termijn
B
Middellang termijn
C
Lang termijn

Slide 10 - Quiz

Het formuleren van concrete doelstellingen 

Stap 1:  Beschrijf de bewegingsvorm 
Stap 2:  Beschrijf het waarneembaar eindgedrag 
Stap 3:  Beschrijven van de voorwaarden of omstandigheden
Stap 4:  Beschrijven van de minimale eis die aan het einde van de les zichtbaar  zijn:
- een kwalitatieve eis (kwaliteit van uitvoeren)
- een kwantitatieve eis (meetbare tijd of aantal)

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Stap 1: beschrijf de bewegingsvorm 

De bovenhandse techniek van volleybal
De valbeweging bij schaatsen

Slide 12 - Slide

Voorbeeld
Stap 2: Beschrijfving waarneembaar eindgedrag (= werkwoord)

De sporter moet de bovenhandse techniek van volleybal kunnen demonstreren 
De sporter moet de valbeweging van schaatsen kunnen uitvoeren

Slide 13 - Slide

Voorbeeld
Stap 3: Onder welke voorwaarden of omstandigheden wil je het eindgedrag zien
De sporter moet de bovenhandse techniek van volleybal kunnen demonstreren over het net met een afstand van 8 meter
De sporter moet de valbeweging van schaatsen kunnen uitvoeren binnen 8 slagen over 100 meter

Slide 14 - Slide

Voorbeeld
Stap 4: minimale eis waar je als lesgever aan het einde van de les/training tevreden mee bent

De sporter moet de bovenhandse techniek van volleybal kunnen demonstreren over het net met een afstand van 8 meter dit lukt 6 van de 10 keer.
De sporter moet de valbeweging van schaatsen kunnen uitvoeren binnen 8 slagen over 100 meter waarbij de knieën in een hoek van 90 graden zijn  

Slide 15 - Slide

Wat is stap 2 bij het formuleren van een concrete doelstelling?
A
Beschrijf de minimale eis die je aan het einde van de les wilt zien
B
Beschrijf de bewegingsvorm
C
Beschrijven van de voorwaarden of omstandigheden
D
beschrijf het waarneembaar eindgedrag

Slide 16 - Quiz

Wat is stap 4 bij het formuleren van een concrete doelstelling?
A
Beschrijf de minimale eis die je aan het einde van de les wilt zien
B
Beschrijf de bewegingsvorm
C
Beschrijven van de voorwaarden of omstandigheden
D
beschrijf het waarneembaar eindgedrag

Slide 17 - Quiz

Waarvoor staat SMART?

Slide 18 - Open question

Doelstelling formuleren 
Specifiek 
Meetbaar 
Acceptabel 
Realistisch 
Tijdsgeboden 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Ik wil dat aan het einde van de les alle leerlingen de ballen kunnen gooien en vangen in het juiste vak, of de afstand met gooien/ vangen anders is maakt niet uit, maar bij iedereen gaat dit lukken dat is mijn doel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quiz

Aan het einde van de les zijn 7 van de 10 deelnemers in staat om 2 verdedigers te passeren. De overige 3 deelnemers zijn in staat om minstens 1 van deze verdedigers te passeren​
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

De sporter moet een duurloop van 5 km kunnen uitlopen zonder een rustmoment in een constant looptempo binnen een tijd van 24 minuten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Aan het einde van de les heeft iedereen plezier gehad en kunnen ze overspelen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quiz

Aan het einde van de les zijn 15 van de 19 leerlingen in staat om tijdens het stoeien één steunpunt weg te halen bij de medespeler, waardoor de medespeler zijn evenwicht verliest. De aanvallende leerling is dan ook in staat om het stoeien te ‘'winnen’’ door de kant op te duwen/trekken waar hij zojuist een steunpunt heeft weggehaald. De andere 4 leerlingen zijn in staat om alleen tijdens het stoeien één steunpunt weg te halen bij de medespeler, waardoor de medespeler zijn evenwicht verliest.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quiz

Aan het einde van de les zijn de leerlingen in staat om de bal naar hun medespeler te gooien en daarmee een afstand te overbruggen van 8 meter. Als de bal wordt terug gegooid kunnen de leerlingen deze vangen over een afstand van 10 meter. De leerlingen draaien dan door en nemen dan de andere positie aan.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Zelf formuleren 
  • Bovenhandse techniek volleybal ​
  • Pass binnenkant voet voetbal​
  • Lay-up basketbal ​
  • Smash badminton​
  • Gooien en vangen softbal ​
  • Slaan softbal





Slide 27 - Slide