Beginsituatie & doelstellingen

Beginsituatie & doelstellingen
1 / 30
next
Slide 1: Slide
LOBMBOStudiejaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Beginsituatie & doelstellingen

Slide 1 - Slide

Kennis
Omgang
Bewegen
Motorisch
Cognitief
Sociaal-affectief

Slide 2 - Drag question

Beginsituatie 
  • Motorisch - Niveau van de groep. Wat is de ervaring van de groep en in hoeverre kunnen ze de bewegingsvorm die je gaat behandelen. ​
  • Cognitief - Welke kennis van de bewegingsvorm hebben ze al, wat weten ze van techniek en tactieken. ​
  •  Sociaal-affectief - Hoe is de sfeer in groep, wat zijn de gedrag bijzonderheden? ​

Slide 3 - Slide

De deelnemers zijn nog niet heel bekend met deze bewegingsvorm en moeten het dus veel oefenen​
Deze BS omschrijving is:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

De groep is wel gezellig dus het is af en toe te druk.​
Deze BS omschrijving is:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quiz

De groep heeft nog niet zoveel ervaring met frisbee. Het grootste deel van de groep lukt het nog niet om met een gerichte backhand-worp naar een medespeler te gooien. De techniek word niet op de goede manier uitgevoerd.​
Deze BS omschrijving is:
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

De groep is erg sociaal, ze zullen elkaar helpen als er iets niet lukt. Tussen een paar enkelingen is er kans dat er tijdens het spelen een klein meningsverschil ontstaat, dat lost zich vanzelf op doordat de groep daarbij ingrijpt. Bij ongewenst gedrag spreken zij elkaar daar op aan.
A
Motorische beginsituatie
B
Cognitieve beginsituatie
C
Sociaal-affectieve beginsituatie

Slide 7 - Quiz

De deelnemers hebben wel kennis van techniek van de backhand-worp maar word nog niet goed uitgevoerd. Ze weten hoe het eindspel ‘Ultimate Frisbee’ werkt doordat zij bekend zij met rugby en American football. Weinig kennis van de spelregels bij het frisbee.
A
Motorische beginsituatie
B
Cognitieve beginsituatie
C
Sociaal-affectieve beginsituatie

Slide 8 - Quiz

Doelstellingen
Een omschrijving van het gedrag dat je wilt veranderen van een groep en/of individu.

  • Motorisch gedrag 
  • Cognitief gedrag 
  • Sociaal-affectief gedrag 

Slide 9 - Slide

Doelstellingen zijn nodig 

  • Aan te geven wat je wilt bereiken in de les/training
  • Je aan te zetten tot nadenken over de invulling van de les/training
  • Te komen tot een optimaal leerresultaat
  • Je te kunnen verantwoorden tegenover anderen. 

Slide 10 - Slide

Soorten doelstellingen 
Gedrag 
Termijn (tijd)
Motorisch gedrag 
Lang termijn 
Cognitief gedrag 
Middelang termijn
Sociaal-affectief gedrag 
Kort termijn 

Slide 11 - Slide

Aan het einde van de les kan de sporter de borstcrawl zwemmen met een enkelzijdige ademhaling over 50 meter binnen 36 seconden
A
Kort termijn
B
Middelang termijn
C
Lang termijn

Slide 12 - Quiz

Aan het einde van het seizoen is het team kampioen
A
Kort termijn
B
Middellang termijn
C
Lang termijn

Slide 13 - Quiz

Soorten doelstellingen 
Gedrag 
Motorisch gedrag 

  • Bewegingsvaardigheden: vangen, gooien, klimmen etc.
  • Bewegingseigenschappen: CLUKS.

Slide 14 - Slide

Soorten doelstellingen 
Gedrag 
Cognietief gedrag 

  • Kennis: spelregels, speelveld etc.
  • Inzicht: vrijlopen, tactieken etc.

Slide 15 - Slide

Soorten doelstellingen 
Gedrag 
Sociaal-affectief gedrag 

  • Omgang met  elkaar, en emoties: vergroten van zelfvertrouwen, respectvol behandelen etc.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Het formuleren van concrete doelstellingen 

Stap 1:  Beschrijf de bewegingsvorm 
Stap 2:  Beschrijf het waarneembaar eindgedrag 
Stap 3:  Beschrijven van de voorwaarden of omstandigheden
Stap 4:  Beschrijven van de minimale eis die aan het einde van de les zichtbaar  zijn:
- een kwalitatieve eis (kwaliteit van uitvoeren)
- een kwantitatieve eis (meetbare tijd of aantal)

Slide 18 - Slide

Voorbeeld
Stap 1: beschrijf de bewegingsvorm 

De wreeftrap
De tennisservice 

Slide 19 - Slide

Voorbeeld
Stap 2: Beschrijfving waarneembaar eindgedrag (= werkwoord)

De sporter moet de wreeftrap kunnen demonstreren 
De sporter moet een tennissevice kunnen slaan

Slide 20 - Slide

Voorbeeld
Stap 3: Onder welke voorwaarden of omstandigheden wil je het eindgedrag zien
De sporter moet de wreeftrap kunnen demonstreren  als voorzet vanaf de rechterkant over een afstand van 20 meter
De sporter moet een tennisservice kunnen slaan
van achter de baseline diagonaal in het servicevak van de tegenstander 

Slide 21 - Slide

Voorbeeld
Stap 4: minimale eis waar je als lesgever aan het einde van de les/training tevreden mee bent
De sporter moet de wreeftrap kunnen demonstreren als voorzet vanaf de rechterkant over een afstand van 20 meter, van de 10 voorzetten moeten er 6 op kophoogte in  het 16-meter gebied komen (=kwantitatieve eis)
De sporter moet een tennisservice kunnen slaan  van achter de baseline diagonaal in het servicevak van de tegenstander, waarbij de bal met gestrekte arm geslagen wordt met een topspineffect ( kwalitatieve eis)

Slide 22 - Slide

Wat is stap 2 bij het formuleren van een concrete doelstelling?
A
Beschrijf de minimale eis die je aan het einde van de les wilt zien
B
Beschrijf de bewegingsvorm
C
Beschrijven van de voorwaarden of omstandigheden
D
beschrijf het waarneembaar eindgedrag

Slide 23 - Quiz

Wat is stap 4 bij het formuleren van een concrete doelstelling?
A
Beschrijf de minimale eis die je aan het einde van de les wilt zien
B
Beschrijf de bewegingsvorm
C
Beschrijven van de voorwaarden of omstandigheden
D
beschrijf het waarneembaar eindgedrag

Slide 24 - Quiz

Doelstelling formuleren 
Specifiek 
Meetbaar 
Acceptabel 
Realistisch 
Tijdsgeboden 

Slide 25 - Slide

Ik wil dat aan het einde van de les alle leerlingen de ballen kunnen gooien en vangen in het juiste vak, of de afstand met gooien/ vangen anders is maakt niet uit, maar bij iedereen gaat dit lukken dat is mijn doel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Aan het einde van de les zijn 7 van de 10 deelnemers in staat om 2 verdedigers te passeren. De overige 3 deelnemers zijn in staat om minstens 1 van deze verdedigers te passeren​
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

De sporter moet een duurloop van 5 km kunnen uitlopen zonder een rustmoment in een constant looptempo binnen een tijd van 24 minuten
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quiz

Aan het einde van de les heeft iedereen plezier gehad en kunnen ze overspelen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 29 - Quiz

Aan het einde van de les zijn 15 van de 19 leerlingen in staat om tijdens het stoeien één steunpunt weg te halen bij de medespeler, waardoor de medespeler zijn evenwicht verliest. De aanvallende leerling is dan ook in staat om het stoeien te ‘'winnen’’ door de kant op te duwen/trekken waar hij zojuist een steunpunt heeft weggehaald. De andere 4 leerlingen zijn in staat om alleen tijdens het stoeien één steunpunt weg te halen bij de medespeler, waardoor de medespeler zijn evenwicht verliest.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quiz