Jullie weten hoe de juiste ww. volgorde in Duitse zinnen is. Jullie kennen de vertaling van veel voorkomende voehgwoorden. Jullie kunnen de regels voor wisselvoorzetsels goed toepassen. Jullie begrijpen de hoofdlijnen van een Duits leesboekje.
Slide 2 - Slide
Wörter Seite 206 mündlich üben (in ganzen Sätzen beantworten)
1. Was sagt man, wenn jemand gestorben ist?
2. Wann versteckt man Eier?
3. Mit wem bist du befreundet?
4. Welches Fest ist am 25. Dezember?
5. Wann gibt es immer Feuerwerk?
6. Bist du heute gut drauf?
7. Welche Sprache lernst du hier?
8. Freust du dich auf die Maiferien?
9. Was sagt man wenn jemand Geburtstag hat?
Slide 3 - Slide
Aufgabe 39
Deutscher: a, d, e, f Niederländer: b, c, f
Aufgabe 40
1. Wanneer de gastfamilie een hele planning klaar heeft en jij daarover in discussie gaat.
2. Zakenpartners uit beide landen waarderen elkaars eigenheden erg. Nederlanders vinden het prettig dat de afspraken consequent gehouden worden en Duitsers vinden het fijn dat Nederlanders adequaat en oplossingsgericht werken
3. C
4. Je mag direct zijn, maar dan wel gericht op het onderwerp en niet op de persoon.
5. omdat je alleen op die manier succesvol tussen 2 culturen kunt communiceren
6. B
Slide 4 - Slide
Aufgabe 41
1. bepaalde gedragsvormen en manieren van werken
2. succes hebben
3. tegenspraak en kritiek worden volledig geaccepteerd
4. snel en zonder doekjes erom te winden
Slide 5 - Slide
Antworten Auftrag 44/45/47
44.
1 A
2 A
3 A
4 B
5 A
45.
1. Als wir uns zum letzten Mal sahen, waren wir noch kleine Jungs.
2. Obwohl wir tausende Kilometer voneinander entfernt waren, haben wir trotzdem viel über Skype gesprochen.
3. Jetzt wird es aber Zeit, dass wir einander wieder treffen.
4. Ich kann aber erst morgen, weil ich wegen des Fluges einen Jetlag habe.
5. Ich muss morgen noch arbeiten, bevor wir uns dann treffen.
6. Ich finde es nicht schlimm, wenn wir uns erst abends treffen.
7. Ich komme sofort zu dir, nachdem ich kurz geduscht habe.
8. Ich freue mich sehr, dass wir uns nach so vielen Jahren wieder sehen.
47.
a. wann b. wenn c. dass d. denn e. ob f. sondern g. dann h. oder
Slide 6 - Slide
Extra üben: Wechselpräpositionen
Was? Ihr bekommt ein extra Übungsblatt "Wechselpräpositionen"
Wie? individuell oder zu Zweit
Wie lange? 7 Minuten
timer
7:00
Antworten
1. In dem 7. über die
2. Am 8. auf das
3. unter den 9. zwischen die
4. an der 10. hinter meinen Büchern
5. vor dem 11. neben dem
6. in die
Slide 7 - Slide
Start: Ohne Handy voll am Arsch
Over de inhoud van dit boekje krijg je 10 mc vragen.
Elk goed antwoord levert 0,1 punt op.
Zo kun je maximaal 1,0 bonus bij je leestoetscijfer van P3 krijgen.
Slide 8 - Slide
Was machen wir denn in Woche 17?
Mittwoch
- Überraschung
- Wörter Seite 207 üben
- Kahoot Steigerungsstufen und Konjunktionen
- Schreiben üben
Ziel
Jullie kennen de betekenis van enkele veel gebruikte voegwoorden in het Duits. Jullie kunnen de regels voor trappen van verg. goed toepassen. Jullie kunnen een persoonlijke e mail in het Duits schrijven.
Slide 9 - Slide
Hinweis
Was ist das Lieblingslied von Jesse?
Slide 10 - Slide
Ihr füllt die fehlenden Präpositionen im Liedtext ein und danach hören wir uns das Lied an.
Slide 11 - Slide
Antworten:
1. in 2. zwischen 3. aus 4. durch 5. auf
6. bei 7. zu 8. in 9. unter 10. mit
11. auf 12. bei 13. zu 14. mit 15. in
Slide 12 - Slide
Wörter Seite 207
Kärtchen beantworten und tauschen:
1. schrijf een Duits woord van blz. 207 op het kaartje
2. Schrijf de Nederlandse vertaling op de andere kant
3. Loop rond en laat aan de 1e persoon die je tegenkomt je kaartje zien en laat hem/haar de vertaling noemen
4. doe hetzelfde met het kaartje van de ander
5. wissel van kaartje
6. herhaal vanaf stap 3
LET OP: ÉÉN VAN DEZE KAARTJES WORDT JE EXIT TICKET VOOR DEZE LES
Slide 13 - Slide
trappen van vergelijking en voegwoorden oefenen met