This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
§ 1 Hoofdletters en leestekens
Slide 1 - Slide
Lees in je leesboek
timer
10:00
Slide 2 - Slide
Leerdoelen:
- Je weet wanneer je hoofdletters en leestekens moet zetten.
- Je weet hoe je verkleinwoorden moet spellen
Deze week:
Slide 3 - Slide
Wat weet je er al van?
Je gebruikt hoofdletters en leestekens om een tekst beter leesbaar te maken.
Slide 4 - Slide
Hoe begin en hoe eindig je een zin?
- Start met een hoofdletter;
- Geef aan dat de zin ten einde is: punt, vraagteken, uitroepteken.
Spelling:
Slide 5 - Slide
Wanneer gebruik je nog meer hoofdletters?
- Start de zin met een hoofdletter; Mijn teamgenoot is een kei in smashen.
- Bij namen (alle namen, mensen, bedrijven, landen, plaatsen e.d. (Aardrijkskundige namen)); Toon Verbraak, Noord-Brabant, Oosterplas, Marskramer.
Spelling:
Slide 6 - Slide
Spelling
Let op: tussenvoegsels, zoals de, van of van de schrijf je zonder hoofdletter als de voornaam of voorletter ervoor staat.
Ans van der Meer, A. van de Boomgaard, Tom de Bruin.
Slide 7 - Slide
Spelling
Als de voornaam of voorletter ontbreekt, krijgt het eerste tussenvoegsel een hoofdletter.
mevrouw Van der Meer, meneer Van der Zanden.
Slide 8 - Slide
Spelling
Hoofdletters bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: Groningse, Spaans, Zuid-Afrikaanse.
Slide 9 - Slide
Let op:
- Geen hoofdletter bij namen van dagen, maanden, seizoenen en windstreken.
- vrijdag, oktober, herfst, westen.
Slide 10 - Slide
Leestekens: Je eindigt een zin met een punt, vraagteken, uitroepteken.
* Mijn buurmeisje zingt in een band.
* Wat is hun repertoire?
* Dat is fantastisch!
Spelling:
Slide 11 - Slide
Spelling
Een komma:
- tussen twee persoonsvormen: Als Elena wint, mag ze door naar de finale.
- voor verbindingswoorden als doordat, maar, nadat, omdat, terwijl, voordat, want, zodat, zodra.
Meestal geen komma voor en en of.
Slide 12 - Slide
Een plaatsnaam heeft....
A
kleine letters
B
hoofdletters
C
alleen eerste letter hoofdletter
Slide 13 - Quiz
Hoe schrijf je de naam van de maand?
A
Eerste letter met een hoofdletter
B
Helemaal in kleine letters
C
Eerste en laatste letter met een hoofdletter
D
Helemaal in hoofdletters
Slide 14 - Quiz
In welke zin zijn de hoofdletters en leestekens juist geplaatst?
A
Woon jij in Den helder of in Schagen?
B
Woon jij in Den Helder of in Schagen.
C
Woon jij in Den Helder of in Schagen?
D
Woon jij in Den helder of in Schagen.
Slide 15 - Quiz
Waar staan de leestekens goed?
A
Hallo pap, je bent op vakantie hoor.
B
Hallo pap, je bent op vakantie hoor
C
Hallo pap: je bent op vakantie hoor.
D
Hallo pap je bent op vakantie hoor
Slide 16 - Quiz
Welke is goed?
A
Mevrouw j. De Boer
B
mevrouw J. De Boer
C
mevrouw j. De Boer
D
mevrouw J. de Boer
Slide 17 - Quiz
Wat is goed?
A
in het Noordoosten
B
in het noordoosten
C
in het NoordOosten
D
in het noordOosten
Slide 18 - Quiz
Wat is goed?
A
Zuid-Limburg
B
zuid-Limburg
C
zuid-limburg
D
Zuid Limburg
Slide 19 - Quiz
Verder werken met opdracht 1 t/m 5 (blz. 228)
Klaar?
Nakijken, lezen of verder werken met de weektaak
timer
1:00
Slide 20 - Slide
Formuleren
Je leert over volledige zinnen.
Lees nu de theorie op blz. 218.
Slide 21 - Slide
Welk zinsdeel
ontbreekt in de vraag van de
stewardess?
Slide 22 - Slide
Volledige zinnen
Een tekst bestaat uit zinnen. Elke volledige zin heeft in elk geval een onderwerp en een persoonsvorm. Je begint een zin met een hoofdletter. Aan het einde staat een leesteken.
Bijvoorbeeld: Op dit moment heeft 1KTH2 Nederlandse les.
Slide 23 - Slide
Volledige zinnen
Zo zet je de leestekens in een tekst:
• Eindig een gewone zin met een punt. (.)
– Artis is de oudste dierentuin van Nederland.
Slide 24 - Slide
Volledige zinnen
Zo zet je de leestekens in een tekst:
Eindig een vragende zin met een vraagteken. (?)
– Heb jij gisteren naar het Jeugdjournaal gekeken?
Slide 25 - Slide
Volledige zinnen
Zo zet je de leestekens in een tekst:
• Eindig een uitroep (van bijvoorbeeld verbazing of woede) met een uitroepteken. (!)