48-1: aanwijzend en vragend voornaamwoord

Welkom!
Neem blz. 212 alvast voor je.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Welkom!
Neem blz. 212 alvast voor je.

Slide 1 - Slide

Doel
Aan het eind van de les kun je aanwijzende en vragende voornaamwoorden herkennen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Olivia ging gister met haar hond naar het strand. Weet jij wat voor hond dat is?

Slide 4 - Open question

Zij won de wedstrijd. Dat was een hele prestatie.
A
Zij
B
dat
C
prestatie
D
wedstrijd

Slide 5 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Hoe ver is het nog lopen naar die boerderij?

Slide 6 - Open question

Wat is het vragend voornaamwoord?
Hoe ver is het lopen naar die boerderij?
A
die
B
hoe
C
het

Slide 7 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Deze jongen is het snelste.

Slide 8 - Open question

Wat is het vragend voornaamwoord ?
Welke jongen is het snelste van de drie die daar rennen?
A
het
B
die
C
de
D
welke

Slide 9 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Deze school is echt het leukste.

Slide 10 - Open question

Wat is het vragend voornaamwoord?
Waar staat de leukste school van Nederland?
A
van
B
de
C
welke
D
staat

Slide 11 - Quiz

Wat is het aanwijzend voornaamwoord in deze zin:
Er zijn 5 koekjes. Die daar zijn het lekkerste.

Slide 12 - Open question

Maken/huiswerk
Blz. 212 opdracht 1, 3, 4, 5

Slide 13 - Slide