Als je snel wil weten waar een tekst over gaat en wat het tekstdoel is, dan ga je hem
orïënterend lezen. Je leest dan niet iedere zin, maar je kijkt naar de titel, de tussenkopjes,
de illustraties en de bron en je leest de eerste en laatste zinnen.
*titel: geeft aan wat het onderwerp is of maakt de lezer nieuwsgierig
*tussenkopjes vertellen waar de volgende alinea/alinea's over gaat/gaan
*de illustraties geven soms extra informatie, bijv een tabel of een verduidelijkende foto/tekening
*de bron vertelt waar de tekst vandaan komt en wie de auteur is
*in de eerste en laatste zinnen staat meestal waar de tekst over gaat (onderwerp) of wat de schrijver vertelt over het onderwerp (hoofdgedachte)